Volgende maand, op 21 juni 2023, wordt het Vertalershuis Amsterdam feestelijk heropend. De grondig gerenoveerde kamers dragen elk de naam van een klassieke auteur. Na Andreas Burnier, Annie M.G. Schmidt en W.F. Hermans is het nu tijd om nummer vier te onthullen: Anton de Kom (1898–1945).
De Kom was niet alleen schrijver maar ook verzetsstrijder: hij vocht een leven lang tegen onrecht en onderdrukking. Hij werd geboren in Paramaribo en trok op zijn 23e naar Nederland, waar hij hoopte op meer kansen voor ontplooiing. Hij belandde in het leger en had verschillende baantjes als boekhouder. In 1926 trouwde hij met Nel Borsboom met wie hij vier kinderen kreeg. De Kom gaf in het hele land lezingen over Suriname en schreef voor communistische tijdschriften. In 1933 ging het gezin naar Suriname, waar De Kom een adviesbureau begon om arbeiders te helpen. Zijn werk leverde hem (zonder rechtszaak!) drie maanden gevangenisstraf op, wat leidde tot een demonstratie die bloedig werd neergeslagen en de geschiedenis zou ingaan als Zwarte Dinsdag. Daarna werd De Kom het land uitgezet. Terug in Nederland bleef hij politiek actief en publiceerde hij in 1934 Wij slaven van Suriname.
Tijdens de oorlog schreef Anton de Kom voor het illegale blad De Vonk. In 1944 werd hij opgepakt en via concentratiekamp Vught naar Neuengamme gebracht. Hij overleed waarschijnlijk op de dodenmars naar het kamp Sandbostel, een paar dagen voor de bevrijding door de geallieerden. Voor wie uit eerste hand meer over De Kom wil horen: in een aflevering van Klokhuis vertelt Judith, de dochter van Anton de Kom, over haar vader.
Ik sprak met De Koms Amerikaanse vertaler David McKay over Wij slaven van Suriname. David werkte ooit voor het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken en vertaalde werk van onder meer Jan Brokken, Louis Couperus, Stefan Hertmans, Charlotte Van den Broeck, Multatuli en Slauerhoff.
Heb je als vertaler een voorkeur voor fictie of non-fictie?
Niet echt, ik hou van het gebied daartussen. Fictieschrijvers proberen met een verzonnen verhaal iets te zeggen over de werkelijkheid, en non-fictie schrijvers proberen uit te zoeken wat non-fictieverhalen kunnen vertellen over wat het betekent om een mens te zijn. Ik vertaal veel fictie die niet louter fictief is, en non-fictie die verhalend is vormgegeven.
Dan past Wij slaven van Suriname perfect bij je. Het is een geschiedkundig essay, een landenbeschrijving, een pamflet en literair proza. Kun je iets vertellen over al die stijlen?
Ik merkte dat Anton de Kom erg goed aansluit bij Multatuli, die een grote inspiratiebron voor hem moet zijn geweest. Bepaalde zinswendingen, retorische vragen en de manier waarop Anton de Kom zichzelf onderbreekt vertonen veel gelijkenis met de Max Havelaar. Het vertalen van Multatuli was een erg goede voorbereiding op We Slaves of Suriname.
Als je schrijft vanuit het perspectief van de onderdrukten ben je al snel postmodern bezig. Dan zie je dat elk verhaal iets is wat door mensen is gemaakt, en geen absolute waarheid. Anton de Kom vraagt zich door het hele boek af hoe we een beter verhaal over Suriname kunnen vertellen. Hij ziet de geschiedenis als een literair project, waarmee je een nieuw beeld kunt krijgen van wat het betekent om Surinamer te zijn.
Wij slaven van Suriname wordt beschouwd als de eerste antikoloniale tekst over Suriname geschreven door een Surinamer. Samen met anderen heb jij het initiatief genomen voor de Engelse vertaling. Hoe kwam je voor het eerst met het boek in aanraking?
Ik heb veel belangstelling voor internationale politiek en toen ik bij Buitenlandse Zaken werkte studeerde ik Internationale Betrekkingen. Mijn scriptie ging over Afrikaanse politiek, en de tribunalen die in verschillende Afrikaanse landen na burgeroorlogen werden opgericht. Ik wil weten hoe mensen zich onder extreme omstandigheden gedragen, hoe kun je mens blijven, waar gaat dat mis? Als ik naar mijn vertalingen kijk, zitten daar veel boeken tussen die over deze vraag gaan. Misschien is dat ook een reden waarom ik me op een gegeven moment ging verdiepen in de Surinaamse literatuur.
Na de Tweede Wereldoorlog was Wij slaven van Suriname niet meer verkrijgbaar. In de jaren ’60 werd het opnieuw ontdekt, door Rubia Züschen, een Surinaamse studente. Er kwamen eerst roofdrukken en later meerdere legale herdrukken, maar pas nadat De Kom in 2020 in de canon werd opgenomen en Atlas Contact een editie met nieuwe inleidingen bracht, kwam er meer aandacht. Ben je toen heel vlug tot actie overgegaan? Ja, ik zat al langer te wachten, want ik leerde al een jaar of tien geleden vrij veel over de Surinaamse geschiedenis en de Surinaamse literatuur. Af en toe polste ik ook mensen: kunnen we hier niet iets mee doen? Ik kreeg nooit geïnteresseerde reacties, maar toen kwam Black Lives Matter en veranderde alles. Natuurlijk speelt ook de mondialisering een grote rol. Alles wordt nu vanuit verschillende kanten opengebroken.
Was je verbaasd over hoe er in Nederland werd omgegaan met het eigen verleden en hoelang het duurde tot er aandacht voor was?
Toen ik in Nederland ging wonen was ik net als veel buitenlanders verbaasd dat je hier moorkoppen had, en Zwarte Piet. Ik wilde meer weten over de VOC-tijd en ben populaire boeken gaan lezen, maar in die tijd waren die allemaal in de geest van Balkenende: de glorieuze Gouden Eeuw, de rijkdom en de Nederlandse zeehelden.
Wat me met name verbaasde was het ongevoelige taalgebruik. Ook bij grote schrijvers ligt dat lastig. Ik ben fan van Slauerhoff, die een beeld geeft van de complexiteit van de Nederlandse aanwezigheid in Azië - gebaseerd op zijn eigen waarnemingen en ervaringen. Maar ook hij zat vast in die tijdsgeest. Hij worstelde ermee, maar had niet echt een moderne blik – in tegenstelling tot Anton de Kom. Van hem kunnen we nu nog leren.
Met een Engelse vertaling kun je niet alleen Engelstalige landen bereiken, maar in principe de hele wereld. Heb jij het gevoel dat je vertaling veel mensen heeft bereikt?
Ja, er waren prachtige recensies en ik hoorde dat het boek – na de Duitse en Engelse vertaling – ook in het Arabisch en Macedonisch vertaald gaat worden. In het Engelse taalgebied is het werk zeker in specialistische kringen doorgedrongen, onder mensen die bezig zijn met de geschiedenis van de regio en de slavernij. Ik hoop dat het via die kringen uiteindelijk nog breder bekend wordt. Ik zag op de site Goodreads dat ook leesclubs We Slaves of Suriname aan het lezen zijn, en het wordt zeer gewaardeerd. Het wordt gezien als pittig, en het is natuurlijk ook een heftig boek, en niet zo makkelijk toegankelijk.
Je stuurde me ter voorbereiding een heel informatief gesprek tussen jou en Tessa Leeuwsha tijdens Off the Shelf, het Festival of Words in Sheffield. Tessa, die een van de inleidingen schreef voor Wij slaven, zegt dat je persoonlijke verhalen nodig hebt om de geschiedenis te vertellen. Dat doet Anton de Kom, waardoor je ook door de wat drogere stukken heen komt. Want die zijn er wel?
Jawel, er zijn best saaie stukken over de verschillende gouverneurs en de politieke en militaire geschiedenis. Ik zag dat hij daarmee worstelde en zich afvroeg hoe hij het mooi kon maken. Hij kon zich niet helemaal losweken van de stijl van zijn 19e-eeuwse bronnen. En daar heb ik in mijn vertaling wel iets aan proberen te doen. Maar voorop staat hoe mooi het is om al die stemmen van slaven te horen, dat is zo bijzonder. Als je Anton de Koms biografie leest, besef je ook hoe moeilijk het was om dit boek te schrijven. Hij moest zijn gezin onderhouden en probeerde daarnaast te schrijven. Ook was er veel onderzoeksmateriaal waar hij gewoon niet bij mocht omdat hij niet de juiste diploma’s had, geen onderzoeker was.
Hoe zit het met de taal in dit werk uit 1934? Je hebt hedendaagse taal nodig om de lezer te bereiken, zegt Tessa Leeuwsha in jullie gesprek. Moest je erg zoeken naar een balans?
Omdat ik van deze tijd ben, gaat dat vanzelf. Ik kan ernaar streven om de stem van Anton de Kom door te laten klinken, maar de stijl wordt vanzelf moderner als je probeert om even duidelijk te schrijven als hij deed. Wat ook speelt, is dat het boek in die tijd niet goed is geredigeerd, zowel qua spelling van namen als allerlei feitelijkheden. Anton de Kom verdiende een goede redacteur, en daarom mocht ik bij het vertalen ook een beetje redacteur zijn, vond ik. Maar voorop stond dat het een meerstemmig boek moest blijven, omdat Anton de Kom als verteller meerstemmig is. Ik schreef daar eerder over in mijn blog. Dat wil je niet allemaal gladstrijken en vloeiend maken, die verschillende stemmen wil je beslist laten horen.
Wat voor werk heeft Anton de Kom nog meer geschreven?
Twee romans, korte verhalen, een filmscenario en veel gedichten. De romans zijn nog niet eens uitgegeven. Zijn Anansi-verhalen zijn inmiddels wel verschenen, met een nawoord van schrijver Raoul de Jong, die ook de podcast Tigri Tories gemaakt heeft. Ze zijn bijzonder mooi, de sluwe spin die haar tegenstanders steeds te slim af is.
Heb jij die ongepubliceerde romans kunnen lezen?
De manuscripten liggen in het archief van het Literatuurmuseum, maar het zijn oude handschriften, moeilijk leesbaar. Een familielid, ik dacht een van zijn kleinkinderen, heeft de moeite genomen om de Anansi-verhalen uit te typen. Wie weet gebeurt dat ook nog met de romans. Er is nog zo ontzettend veel te ontdekken, er is nog zo veel niet bekend en niet vertaald. We staan pas aan het begin. Het perspectief van onderdrukten op hun eigen geschiedenis. Dat is belangrijk.