

Tijdens de opening van het academisch jaar in de presentatiezaal van het Trippenhuis, een zaal die ik al kende omdat ik er in 2021 mijn inauguratie als lid van de Akademie van Kunsten had meegemaakt, las ik een essay voor. Het was een maand eerder in NRC verschenen. Ik kreeg ongeveer tien minuten de tijd om te spreken, dus moest ik het essay inkorten. Het waren achttienhonderd woorden die ik teruggebracht naar ongeveer duizend.
De voordracht paste perfect. Tekst, inhoud, taal en vorm moeten altijd een verbond aangaan. Daar houd ik van. Niemand zit te wachten op een ellenlang betoog op zo’n avond. Mijn voordracht was een goede binnenkomer. Ik kon me als schrijver meteen kenbaar maken door mijn artistieke standpunten toe te lichten. Bijna iedereen in de zaal was namelijk wetenschapper.
![]() |
De eerste dagen in mijn kantoor heb ik op een whiteboard geschreven. Van die teksten werden foto’s gemaakt. Er ontstond een tekst in een tekst in een tekst. Maar belangrijker was dat ik tijdens het printen van de teksten en foto’s fellows tegenkwam bij de printer en op de lange gang. We raakten in gesprek en al doende werd mij duidelijk dat de onderbrekingen van het artistieke proces een meerwaarde waren.
Ik sprak met geschiedkundigen, wiskundigen en een journalist maar bleef de focus houden op mijn teksten. Tegelijkertijd dwaalde ik op een inspirerende manier af. Alle fellows moesten hun project toelichten in de vorm van een lange lezing. De seminars die wekelijks gehouden werden veroorzaakten hetzelfde dwalende gevoel.
In de bovenzaal van het instituut kwamen we tweemaal per week samen. Vooraf las ik de papers en werd geacht daar op te reageren na de gegeven seminar. In het begin had ik daar moeite mee, omdat ik als schrijver en kunstenaar gewend was vooral mijn eigen projecten en ontwikkelingen daarbinnen te managen.
![]() | ![]() |
Dat is dat ding is de werktitel van de familieroman die ik aan het schrijven ben en die bestaat uit de verhalen van bloedverwanten en niet-bloedverwanten. Schrijvers en kunstenaars die werken hebben gemaakt die mijn literaire werk hebben geïnformeerd horen bij mijn artistieke familie. Dat kunnen verhalen zijn die tweehonderd jaren geleden geschreven zijn of gisteren.
Mijn roman bestaat uit een mengeling van feit en fictie. Op het whiteboard heb ik de foto’s van de mensen gehangen; allen aan elkaar verbonden met diagonalen. Mijn romans, de verhalen daarbinnen ontstaan diachroon. Kruisverbanden en non-lineaire verbindingen maken de tijdlijn en geven vaart aan de vertelling.
![]() | ![]() | ![]() | ![]() |
De grote Surinaamse dichter Shrinivasi is mijn oom. Hij heeft een groot oeuvre geschreven. Hij overleed in 2019 en was familie van mijn vaders kant. Hij komt vanzelfsprekend in de roman voor. Net zoals Zola, een Franse schrijver die ik nooit gekend kan hebben. Hij overleed in 1902. Het eerste boek dat ik aanvroeg toen ik de bibliotheek van het NIAS bezocht was De experimentele roman, een essay van Zola.
De verbanden tussen Shrinivasi en Zola en alle anderen die op het whiteboard hingen werden groter en groter. Zola heeft geschreven over de functie van de roman. Voor dit blog kan ik daar niet over uitweiden, want ik heb een beperkt aantal woorden. De twee grootheden komen elkaar al in het eerste hoofdstuk van mijn roman tegen. Een heel natuurlijke gebeurtenis, vind ikzelf.
Lucebert en Edgar Cairo zijn in de roman aanwezig. Deze twee dichters zijn rebel poets. Dat betekent in de regel dat ze ook fouten hebben gemaakt. Je bent een rebel of niet. Tijdens mijn verblijf aan het NIAS verscheen er een artikel in NRC over de zestig antisemitische brieven van Lucebert die hij aan zijn muze Tiny Koppijn schreef. Ik wist in eerste instantie niet wat ik daarmee aan moest.
![]() |
In het Literatuurmuseum in Den Haag kon ik de brieven lezen en van dichtbij bekijken. Ik lees brieven niet alleen als informatieve tekst. Ik voel die ook. Lucebert is een belangrijk personage in mijn roman. Dat blijft hij. De belangrijke onthulling in NRC heeft mij uiteindelijk op het juiste spoor gezet. Tussen alle wetenschappers aan het NIAS zat ik, een schrijver/kunstenaar. Kunstenaars verdedigen de kunst. Dat werd mijn motto. Natuurlijk ben ik niet van plan om in de roman de geschiedenis die onthuld is onder het tapijt te vegen.
Ik verdedig Lucebert zijn kunst. Niet per se zijn geschiedenis. Lucebert die, om inspiratie op te doen voor zijn gedichten en schilderijen, samen met Cobra-kunstenaars naar jazzmuziek luisterde, toentertijd negermuziek in de volksmond, schreef talige poëzie die geïnspireerd was op onder andere de atonale muziek van de jazzpianist Thelonius Monk. In zijn gedichten zijn talloze voorbeelden te vinden van de zwarte als de ander die eigenlijk hetzelfde is. Het was die allesverwoestende angst voor zelfverlies die hij poëtiseerde en waarnam in het Nederland van zijn tijd. Dat zegt niks over de brieven die hij Tiny Koppijn stuurde, maar er zijn altijd meerdere kanten aan een verhaal.
Dit gedicht schreef ik naar aanleiding van een seminar over de zee. De onderwerpen waar de fellows mee bezig waren inspireerden mij. Niet alle seminars, maar er zaten erbij die mij bijna dwongen een reactie te formuleren. Soms was dat in de vorm van een directe reactie en soms in de vorm van een gedicht. Toen de fellows die het seminar over de zee hielden gevraagd werden door academisch-cultureel centrum Spui25, om hun onderwerp toe te lichten op het podium aldaar, vroegen die mij om het gedicht voor te dragen. Ik heb het toen iets langer gemaakt omdat ik geen studiewerk maar een volwaardig Tedja-gedicht wilde voordragen.
![]() | ![]() |
Mijn paper heb ik een maand voordat ik die moest inleveren ingeleverd. Zo zie je maar wat een inspirerende omgeving doet. Niet dat ik normaal traag werk maar ik had er zin in. De fellows konden zich een maand voordat mijn seminar zou plaatsvinden inlezen. Dat was nodig want in mijn paper staan veel gedichten en poëtische teksten. Die zijn multi-interpretabel.
Bij zo’n paper moet een covertekst worden ingeleverd. Die heb ik bewaard tot een week voor het seminar. In alle rust heb ik mijn Power point presentatie voor kunnen bereiden. Schrijven is schrappen en herzien, weglaten en aanvullen totdat de balans tussen vorm en inhoud gevonden is.
![]() |
Mijn seminar bestond uit twee delen. Het eerste deel was een lezing van het eerste hoofdstuk van de roman Dat is dat ding. Het hoofdstuk is opgenomen in de eerste uitgave van 2023 van nY, het Vlaams/Nederlands literaire tijdschrift. Het tweede deel was de Powerpoint-presentatie. De woorden daarvoor had ik uitgeteld. Bij iedere foto in het bestand heb ik rond de tweehonderdvijfenveertig woorden geschreven. Dat is voor mij precies één minuut voorlezen per foto. Ik had er negentwintig en rond de vijfendertig minuten de tijd om die toe te lichten. Het seminar duurde in totaal anderhalf uur. De fellows krijgen namelijk de tijd om te reageren. Na die anderhalf uur vielen complimenten en applaus mij ten deel.
Ik kan het iedere schrijver oprecht aanraden zijn werk door te ontwikkelen binnen deze high profile residentie.
Dank aan het Letterenfonds en het NIAS.
Michael Tedja, 2023