weblog

De Vertalersfabriek: vijf verslagen

Marije de Bie – 7 december 2022

Met The Chronicles en de Vertalersfabriek organiseert het Vertalershuis Amsterdam ieder jaar een talentontwikkelingstraject voor literair vertalers in en uit het Nederlands. Tijdens The Chronicles werken jonge (internationale) schrijvers en vertalers op het Crossing Border festival live samen aan ter plekke ontstane teksten. Aansluitend werken de vertalers een week met een ervaren mentor samen aan een lang verhaal of fragment van ‘hun’ auteur. De veertiende editie van deze Vertalersfabriek vond in november plaats in de bibliotheek van het Nederlands Letterenfonds in Amsterdam. De vijf deelnemers delen hier hun ervaringen.

Hannalore Daudeij over het vertalen van Sheena Patel uit het Engels in het Nederlands

Hannalore Daudeij (l) en mentor Han van der Vegt (r). Foto: Anna Eble.

Mijn deelname aan de Vertalersfabriek voelde echt als een cadeautje. Als beginnend vertaler is het heel waardevol om zo intensief met een ervaren vertaler samen te werken. Wat ik tijdens deze week vooral van toegevoegde waarde vond, was de mogelijkheid om echt in gesprek te gaan met mijn mentor, Han van der Vegt, over de tekst en onze interpretaties, maar vooral over mijn specifieke vertaalkeuzes en waarom die de ene keer wel werkten, een andere keer wat aangescherpt moesten worden en soms beter helemaal op de schop konden. Daarbij heb ik veel geleerd van Hans oog voor nuance en stilistiek.

Voorafgaand aan en gedurende de Vertalersfabriek heb ik een aantal fragmenten vertaald uit de debuutroman van Sheena Patel: I’m a fan. Sheena heb ik mogen ontmoeten tijdens het Crossing Border Festival en dat vond ik echt een meerwaarde, vooral omdat ik de kans had om haar in levende lijve over dit boek te horen praten, haar eruit te horen voorlezen en concrete vragen te kunnen stellen. Aan de andere kant was het vervolgens een uitdaging om haar als schrijver los te koppelen van het personage uit haar boek. De fragmenten die ik had geselecteerd waren uitdagend om te vertalen en ik ben blij dat ik deze zo uitgebreid met Han heb kunnen bespreken. Meestal voelde ik wel aan wanneer mijn vertaling niet goed werkte, maar wist ik niet altijd hoe ik dat kon oplossen. Han wist de zinnen dan zo om te goochelen dat alle puzzelstukjes opeens op hun plek vielen. Het was ontzettend leerzaam om in dat denkproces betrokken te worden.

Ik heb gemerkt dat ik langer mag stilstaan bij alle mogelijke interpretaties en dat het nuttig kan zijn om hardop te beredeneren wat er met een bepaalde zin wordt bedoeld en hoe die zin zich tot de rest van de tekst verhoudt. Han hielp me om los te komen van de brontekst en niet bang te zijn om af en toe een rigoureuze ingreep te doen. Het liet me ook inzien dat ik soms blijf hangen in woordenboekbetekenissen of synoniemen daarvan, en dat het in sommige gevallen nuttiger is om tot vertaaloplossingen te komen via een proces van associatie.

Een terugkerend feedbackpunt dat ik ontving was om de verbanden van de brontekst beter in de vertaling naar voren te laten komen. Han gaf me hiervoor een tip in de vorm van een metafoor die ik graag wil delen; namelijk om de tekst/hoofdstukken/alinea’s als machientjes te beschouwen waarin elke zin een onderdeel is van het mechanisme, als tandwieltjes die in elkaar blijven haken en op die manier met elkaar zijn verbonden door de hele tekst heen. Door een tekst op die manier te benaderen is het makkelijker om de verbanden ook in de vertaling aan te brengen. Zo wordt de keuze voor de ene of andere vertaaloplossing een stuk vanzelfsprekender.

Het is leuk om te zien wat één week aan intensieve begeleiding kan doen om zekerder te worden als vertaler. In het begin was ik geneigd alle opmerkingen van mijn mentor klakkeloos over te nemen, maar naarmate de week vorderde waren er ook momenten waarop ik het oneens was met zijn interpretatie of argumentatie. De Vertalersfabriek heb ik verlaten met een nieuwe portie vertaalervaring en ook een heleboel nieuwe en leuke vertaalcontacten. Want ook dat is iets wat de Vertalersfabriek zo’n mooie ervaring maakt: de kleine community die je in zo korte tijd vormt met je mede-vertalers en mentoren. Daardoor heb ik nog een inzicht opgedaan, namelijk dat ik samen vertalen leuker vind dan ik oorspronkelijk dacht.
 

Bo-Elise Brummelkamp over het vertalen van Mauk Westerman Holstijn uit het Nederlands in het Engels

Bo-Elise Brummelkamp (l) met mentor Kristen Gehrmann (r). Foto: Anna Eble.

De vertalersfabriek, waarin ik samenwerkte met Kristen Gehrmann en Jonathan Reeder, ging enorm snel voorbij. Het voelt alsof we eigenlijk maar heel kort bezig zijn geweest, maar als ik kijk naar de 6.000 woorden die we vertaald en besproken hebben besef ik dat we heel wat uurtjes hebben gezwoegd. Ook mijn duizend-en-één vragen zijn stuk voor stuk geduldig beantwoord. ‘Dat hoort ook bij het werk,’ zei Jonathan telkens wanneer ik me hiervoor verontschuldigde.

Ik heb ontzettend veel geleerd. Het verhaal van Mauk Westerman Holstijn dat ik had uitgekozen is opzettelijk verwarrend, wat een bijzondere uitdaging bood. Regelmatig zaten mijn mentor en ik minutenlang gebogen over een enkele zin in een poging om uit te vogelen wat er nou eigenlijk gaande was, zodat we het vervolgens met dezelfde opzettelijke verwarrendheid in het Engels konden vertalen. De discussies die hieruit voortkwamen hebben me veel nieuwe inzichten en zelfvertrouwen gegeven, en mijn vertaalproces bovendien flink aangescherpt.

Buiten het lijstje valkuilen waar ik regelmatig in blijk te trappen (de algemene ‘je’ te makkelijk overnemen, zinnen te lang laten doorlopen, dat soort dingen), is er één ding waar ik volgens Kristen en Jonathan het meest op moet letten: niet te veel vasthouden aan het origineel. Dat vond ik op een bepaalde manier best spannend, maar ze drukten me op het hart dat het mag, dat het zelfs moet als je een écht goede vertaling wil maken. Als ik twijfelend een alternatief voorstelde dat wat mij betrof toch best ver van de Nederlandse tekst afstond, reageerden ze dan ook meestal enthousiast. ‘Dat is veel beter,’ zeiden ze dan. ‘Zo klinkt het veel natuurlijker.’ Oefening baart kunst; tegen het eind van de week ging het afstand nemen een stuk makkelijker.

Minstens even waardevol als het vertalen zelf was de enorme hoeveelheid praktische informatie die we hebben ontvangen over het vak, en dan al helemaal over hoe je als beginnend vertaler een beetje je voet tussen de deur kan krijgen. Voor een buitenstaander kan het er namelijk uitzien als een vicieuze cirkel: zonder ervaring geen opdrachten, en zonder opdrachten geen ervaring. Deze week werd mij duidelijk dat er toch manieren zijn om deze cyclus te doorbreken. Door leesrapporten te schrijven bijvoorbeeld, of catalogi te vertalen voor boekenbeurzen. Samples worden ook regelmatig door minder ervaren vertalers gedaan. Zo bouw je een portfolio op en win je het vertrouwen van uitgevers. Het proces voelde voor mij altijd nogal onbestemd, maar nu ik er meer over weet kan ik concrete stappen gaan zetten. En dat is hartstikke motiverend.

Het is al eerder gezegd, maar al met al voelde de Vertalersfabriek echt als een enorme luxe en een geweldige kans. Niet alleen vanwege het professionele aspect, maar ook omdat het gewoon erg gezellig was om met andere vertalers te kunnen kletsen over taalrarigheidjes of cultuurverschillen. Hopelijk denken zij er net zo over. Ik heb er in ieder geval heel veel inspiratie en energie van gekregen, en timmer met goede moed verder aan de weg. 
 

Laura Molenaar over het vertalen van Fríða Ísberg uit het IJslands in het Nederlands

Laura Molenaar. Foto: Anna Eble.

Nog nauwelijks bijgekomen van Crossing Border stapte ik maandag 7 november met mijn slaapgebrek onder de arm de bibliotheek van het Letterenfonds binnen. Het vooruitzicht: onder begeleiding van Kim Liebrand een week intensief vertalen. Tijdens de plenaire sessie die ochtend legde Marije de Bie uit dat we ons kondern verheugen op een week lang prutsen en priegelen op de vierkante centimeter – misschien zei ze het niet met zo veel woorden, maar daar kwam het wel op neer.

Ik herinner me dat ik toen dacht: een wéék? Voor vierduizend woorden? Hoe ga ik de tijd in vredenaam vol maken? Een week lijkt heel lang, maar na vijf dagen ploeteren deed het vertalen me nog het meest denken aan dat klassieke fragment uit Achterwerk in de Kast, waarin een jongetje een levende paling in een pot water probeert te proppen om die aan de kijkers thuis te laten zien.

Net zo worstelde ik met de taal. Je probeert de taal te laten doen wat je wil, maar die is verdomde glibberig en spartelt tegen en glipt uit je handen en eigenlijk pást een paling ook helemaal niet in een pot.

Op vrijdagmiddag was het korte verhaal van Fríða Ísberg, ‘Blauwe dagen’, dus nog steeds niet ‘af’. Ik kon me dan ook goed herkennen in het hoofdpersonage uit Fríða’s tekst:

De herfst vreet zijn blad uit mijn hand: we zijn vrienden. Die dichtregel echoot steeds door haar hoofd. ‘Corona’ van Paul Celan. Ze heeft geprobeerd het werk in het IJslands te vertalen, maar hoe vaker ze het leest, hoe ongrijpbaarder het wordt.” (De dichtregel uit ‘Corona’ is vertaald door Ton Naaijkens.)

Ik was blij dat Kim Liebrand de hele week naast me zat. Samen probeerden we de paling te bedwingen. Ze moedigde me aan, kon precies aanwijzen waar de zwakke plekken in mijn Nederlands zitten, en uitte af en toe haar twijfels (en volkomen terecht) als ik dacht die paling eindelijk in de pot te hebben gekregen. We puzzelden op IJslandse dialecten, hoe het eruit ziet als je ‘wenkbrauwen [zijn] opgetrokken als accenten op twee o’s’, en of een ijssalon een geschikte locatie is voor een date (in IJsland zeker, in Nederland is dat minder gebruikelijk). Zonder IJslands-Nederlands woordenboek moesten we soms onze toevlucht nemen tot het Engels, Zweeds, Google Images, een Facebookpost met de Engelse vertaling van ‘Corona’ en het taalgevoel van de andere vertalers en mentoren.

Alhoewel we onze handen vol hadden aan ‘Blauwe dagen’, besloot ik me ook nog te wagen aan een selectie uit Fríða’s poëzie. Hoewel Kim noch ik daar ervaring mee had, en Fríða het plan vanwege haar zeer taalgerichte gedichten en veelvuldige gebruik van dubbelzinnigheid een ‘suicide mission’ noemde, lieten we ons niet uit het veld slaan. Was de Vertalersfabriek niet de perfecte gelegenheid om zoiets nieuws eens te proberen?

Het leverde meteen uitdagingen op, want dat het IJslandse woord voor ‘ruggengraat’ ook ‘verdriet’ kan betekenen kun je in het Nederlands niet overbrengen. Maar misschien kun je die connotatie elders in het gedicht invoegen? Zo puzzelden Kim en ik ons een weg door de poëzie, soms wanhopig zuchtend, soms opgewekt vanwege een nieuwe ingeving.

Tijdens de Vertalersfabriek heb ik twee belangrijke lessen geleerd. Marije had ons op maandag verteld dat we die week zouden ervaren of het vertalen echt bij ons paste of niet. Ik kan concluderen dat mijn fascinatie, en liefde, voor het IJslands alleen maar is gegroeid. Het vertalen is bijna verslavend, en in de trein naar huis galmden de zinnen vaak nog door mijn hoofd. Je gaat zo’n vertaling bijna leven. Wanneer Kim me kort daarna laat weten dat ze op het vliegveld staat, op weg naar IJsland, kan ik alleen maar denken aan het hoofdpersonage uit ‘Blauwe dagen’, die op het vliegveld een oude bekende tegenkomt.

De tweede les is dat het zo fijn is om in gezelschap te vertalen. Ik wist dat het heel prettig is om met Kim samen te werken (we hebben samen Fríða’s roman Markering vertaald), maar het was ook bijzonder leerzaam om te sparren met de andere vertalers en hun mentoren. Al was het alleen maar om te beseffen dat iedereen uiteindelijk met dezelfde problemen worstelt, ongeacht in of uit welke taal je vertaalt. 
 

Irene de la Torre over het vertalen van Anne van den Dool uit het Nederlands in het Spaans

Irene de la Torre (r) met schrijver Anne van den Dool (l).

Toen ik werd uitgenodigd om deel te nemen aan The Chronicles en de Vertalersfabriek had ik een beeld in mijn hoofd van hoe het zou zijn, maar de ervaring heeft mijn verwachtingen ver overtroffen.

Het ontmoeten van de auteur die je op dat moment vertaalt was voor mij een nieuwe en zeer verrijkende ervaring, waardoor ik vloeiender kon vertalen. Tijdens The Chronicles begreep ik haar teksten beter omdat het over dingen ging die ik zelf ook had meegemaakt (ze schreef zelfs een verhaal over een gesprek dat we hadden!). Datmaakte het vertalen natuurlijk ook gemakkelijker. De ontmoeting met Anne van den Dool heeft me ook erg geholpen om haar roman Vluchthaven, die ik van tevoren had gelezen, beter te begrijpen. Al op de eerste dag dat we elkaar ontmoetten legde ze de titel uit en wat die voor haar betekende. Naarmate de dagen verstreken leerde ik haar beter kennen en begreep ik haar persoonlijkheid en uiteindelijk ook haar schrijven. Haar manier van spreken, haar gebaren en vooral onze gesprekken hebben mij erg geholpen om tijdens de Vertalersfabriekweek verder te gaan met het vertalen van fragmenten uit haar roman. Op een van de dagen van die week konden we met meer aandacht en ruimte met haar praten en dat was heel positief. Twee uur gingen snel voorbij, en we concentreerden ons meer op haar roman, waarom ze die schreef, welke aspecten ervan autobiografisch zijn, haar eigen verhaal. Al deze onderwerpen zijn erg belangrijk voor het vertaalproces en Anne was altijd erg open.

Een ander aspect dat ik als een schat in mijn koffer mee terugnam en dat ik in een speciaal hoekje van mijn gedachten bewaar, was het leerproces dat ik opdeed door met mijn mentor Gonzalo Fernández Gómez te werken. Het is een voorrecht om een week lang één op één met een ervaren mentor te kunnen werken. Ik moet toegeven dat ik niet had verwacht zoveel te leren. Als vertalers werken we vele uren thuis, achter onze computerschermen, zonder met iemand te praten of te werken. Door met Gonzalo te mogen werken, met hem te praten over elk woord, elke zin hardop te lezen, hem aan mijn zijde te hebben voor mijn twijfels, zag ik veel dingen waar ik eerder niet bij stil had gestaan. Het kunnen loslaten van de zinsstructuur van de oorspronkelijke tekst, het begrijpen van de tekst als geheel, als een beeld dat zijn eigen autonomie heeft, het uitleggen van emoties, beelden en sensaties in plaats van woorden, het feit dat de tekst stroomt alsof hij oorspronkelijk in de doeltaal is geschreven, dat ook de vertaling zijn eigen autonomie heeft, waren enkele van de belangrijkste aspecten die we hebben behandeld. Anderzijds het kleinschalige belang van de woorden zelf, de oneindige connotaties die bepaalde woorden kunnen hebben, zowel in de brontaal als in de doeltaal. Niet vervallen in dubbelzinnigheden in de woorden die in de vertaling worden gebruikt, woordcombinaties schrijven die echt correct zijn en die worden gebruikt, werkwoordstijden die logisch zijn, corpora raadplegen, waren ook andere aspecten waaraan we het meest hebben gewerkt en die ik begin toe te passen in mijn vertaalpraktijk.

Ten slotte verrijkt het contact met andere vertalers en andere schrijvers mijn leven altijd enorm. Ik leer veel door met hen te praten, wat hun problemen zijn, wat hun angsten zijn, wat hun trajecten zijn. Al deze getuigenissen helpen enorm om een breder idee te creëren, om de horizon van onze huizen te verbreden en ik kom ook terug met veel nieuwe ideeën. Ook de activiteiten waarvoor we samen met Vertalersfabriek zelf werden uitgenodigd gaven me nieuwe informatie en inspiratie. Het bezoek aan uitgeverij De Bezige Bij was zeer nuttig. Hoewel ik uit het Nederlands in het Spaans vertaal en zij geen potentiële klanten zijn die mij een vertaalopdracht kunnen geven, vond ik het bezoek erg leuk omdat ik te weten kwam hoe uitgevers in andere landen werken en ik besefte dat het ook niet veel verschilt van mijn eigen land.

Al met al was het een van de meest lonende professionele en educatieve ervaringen die ik heb gehad. Ik denk dat het een gouden kans is voor vertalers die net een stevige basis beginnen te krijgen, en ik ben eeuwig dankbaar voor dit geschenk. Nu ben ik aan het nadenken over het vervolg, en ik hoop binnenkort als resident naar het Vertalershuis Amsterdam te kunnen komen.
Bedankt!
 

Sofiane Boussahel over het vertalen van Hanan Faour uit Nederlands in het Frans

Sofiane Boussahel (r) met mentor Daniel Cunin (l). Foto: Anna Eble.

Het begon allemaal met een uitnodiging van Anna Eble om deel te nemen aan The Chronicles als onderdeel van het Crossing Border festival in Den Haag en daarna aan de Vertalersfabriek georganiseerd door het Vertalershuis in Amsterdam. De aanbeveling aan Anna kwam van Marije de Bie, coördinator van het Vertalershuis. Het idee was om het eerste hoofdstuk van Hanan Faour’s debuutroman uit het Nederlands in het Frans te vertalen, in aanwezigheid van de auteur en onder verantwoordelijkheid van een mentor die ik al persoonlijk kende, Daniel Cunin.

Ik had nog nooit van dit programma voor beginnende literair vertalers gehoord, wist alleen dat het Vertalershuis speciaal voor geaccrediteerde vertalers residentiemogelijkheden bood.

Niet geaccrediteerd door het Nederlands Letterenfonds, nog geen “avondvullende” roman uit het Nederlands in het Frans vertaald (ik ben tot nu toe al vijf jaar vooral vertaler uit het Duits in het Frans) en sinds een jaar of vijf vooral ervaring met literair vertalen uit het Nederlands in workshops (o.a. door het Nouveau centre néerlandais en de Sorbonne universiteit in Parijs en de Literaire Vertaaldagen in Amsterdam), greep ik de kans om op deze manier heel intensief met het genre van de hedendaagse fictie in het Nederlands bezig te zijn.

Ik vond de uitdaging om elke dag een tekst van Hanan Faour te vertalen zeer de moeite waard. Hoewel het een echte marathon was, vond ik het leuk om te moeten voldoen aan de eisen van de auteur en om snel oplossingen te vinden voor problemen van “tijdelijkheid” (we hebben in het Frans niet hetzelfde gebruik van werkwoordstijden als in het Nederlands) en voor problemen van realia (soms moet je equivalenten vinden, omdat de woordspelingen en culturele verwijzingen in het Nederlands niet werken in het Frans en sommige begrippen onvertaalbaar zijn). De schrijfster had al snel door dat ze me elke dag kon uitdagen. Daar ben ik haar heel dankbaar voor! Dit is wat we allebei zaterdagavond 5 november probeerden uit te leggen aan het publiek op Crossing Border toen we het podium opgingen en vragen van Jelko Arts beantwoordden voor The Chronicles Live.

Vijf dagen lang in Amsterdam onder leiding van Daniel Cunin tot in detail werken aan het eerste hoofdstuk van Schervenstad, de debuutroman van Hanan Faour die door De Geus wordt uitgegeven, was zeer intens en lonend. In het bijzonder werkten we aan het idee dat het Franse proza zich volledig moet bevrijden van de invloed van het Nederlands en dat het nodig is een totaal andere tekst te schrijven, een Franse tekst, en dat daarvoor de tekst een aantal keren moet worden overgedaan voordat men tot een bevredigend resultaat komt. Als vertaler van toneelstukken en geesteswetenschappelijke werken vond ik dit erg nuttig.

Omdat ik me heb laten verleiden door het schrijven van de auteur met wie ik heb samengewerkt, en ook erg blij ben andere auteurs te ontmoeten, vooral Nederlandstalige, tijdens dit verblijf, ben ik van plan mijn inspanningen voort te zetten, een tweede hoofdstuk van het boek te vertalen, met het oog op het indienen van een voorstel bij een Franse uitgever en, geleidelijk, in het proces, geaccrediteerd te worden door het fonds. Ik heb ook de mogelijkheden genoteerd om mijn culturele en taalkundige banden met Nederland aan te halen en eventueel een langere residentie in het Vertalershuis Amsterdam aan te vragen.

Tenslotte voldeed het hele programma ook aan mijn privé, persoonlijke en emotionele redenen voor een cultureel verblijf in Nederland en zal het misschien van invloed zijn op een toekomstig levensproject.

Lees op de website van Crossing Border alle verhalen en vertalingen van de deelnemers aan de 2022-editie. Het archief van eerdere edities van The Chronicles staat op thechronicles.eu.

Marije de Bie

Programmamedewerker

vertaalde literatuur

Vertalershuis Amsterdam, prijzen, Vertalersfabriek, Literaire Vertaaldagen, workshops voor vertalers uit en in het Nederlands

[email protected]

lees meer