Dubbelleven

01 maart 2024

Schrijver Miriam Rasch verbleef van september 2023 tot februari 2024 op uitnodiging van het Letterenfonds als Writer in Residence aan het NIAS. Hier werkte ze aan haar essaybundel Luisteroefeningen, die in augustus zal verschijnen bij uitgeverij De Bezige Bij. Naar aanleiding van haar verblijf aan het NIAS schreef Miriam Rasch een blog over haar ervaringen, en hoe haar tijd in Amsterdam voor nieuwe inspiratie zorgde.

Uitzicht vanuit de werkkamer van het NIAS

‘Ik ga me vijf maanden onderdompelen in het Amsterdamse schrijversleven,’ zei ik tegen wie het maar wilde horen. Het duurde even voor ik doorhad dat sommige van mijn vrienden en collega’s dachten dat ik me voorbereidde op één grote slemppartij. Het NIAS is gelegen op steenworp afstand van de Wallen, dus wie hield me tegen. Maar de nadruk lag voor mij op het schrijven, meer dan op het leven. Ik had natuurlijk moeten weten dat het leven zich niet laat tegenhouden – en dat dat het schrijven alleen maar op scherp zet.

Ik had het geluk te mogen verblijven in een splinternieuw expat-appartement aan de rand van de stad. Als schrijver wonend in Rotterdam keek ik uit naar het gemak waarmee ik op bezoek zou gaan bij de uitgeverij of de krant, een boekpresentatie of borrel zou bijwonen zonder steeds de NS-app in de gaten te moeten houden. Ik kon mijn agenda vullen met koffieafspraken en me in de Amsterdamse kroegen warmen aan de korenwijn. Dag in dag uit dat ene doen waarvoor ik kwam: schrijven. En in het weekend weer naar huis.

Zo begon mijn dubbelleven. Nu ben ik gek op dubbelheid, dat is ook precies waarom de NIAS-residentie mij zo aansprak. Schrijver, maar niet van fictie. Onderzoeker, maar geen academicus. Aan de kunstacademie, maar als denker. Teleurgestelde techie, kritisch op de kritiek. Voeg daar maar aan toe: writer-in-residence tussen de wetenschappers. Vijf maanden geconcentreerd werken aan een boek en tussendoor levendige gesprekken voeren met slimme mensen van over de hele wereld. Zo zag ik het voor me en zo was het ook.

Ik schreef (schrijf) aan een boek over luisteren en ethiek, in de context van technologisering, polarisatie, overprikkeling. Luisteren, en in het algemeen geluid en klank, raakt aan heel veel disciplines, maar het is vaak een ondergeschoven kindje. Simpelweg omdat het zich afspeelt in stilte verdwijnt het naar de achtergrond, ten bate van dat wat hoorbaar, zichtbaar of meetbaar is. Zoals alle meningen, beelden en prikkels waar we ons dagelijks tussendoor bewegen. Ik was benieuwd om van mijn mede-fellows te horen hoe luisteren een rol speelt in hun vakgebied – ik ben de lijst met suggesties en vragen nog altijd aan het verwerken.

Ook wilde ik mezelf verder bekwamen in luisteren. Ik stemde mijn oren af op al de verschillende stemmen en accenten die samen kwamen aan de lunch- en seminartafels, op de mores van een internationale groep academici en op die van het instituut, op de toeristen in het centrum en het constante getringel van fietsbellen dat hen begeleidt, op het grootstedelijke geluid van voorbij zoevende fatbikes en de vrachtschepen op het Amsterdam-Rijnkanaal buiten mijn slaapkamer, mijn gestuntel op de gehuurde elektrische piano, waarop ik oefende met improvisatie, bluestoonladders en akkoordenschema’s. Ik leerde de soundscape kennen van het gebouw, de stilte in de gangen, die soms werd onderbroken door voetstappen of de koffiemachine, een kort overlegje in de deuropening van een staflid. Ik luisterde ietwat afzijdig naar de innerlijke stemmen in mijn hoofd, die zich eerst verzetten tegen de rust, hem met chaos en lawaai probeerden weg te jagen, maar zich naarmate de weken verstreken gewonnen moesten geven en leerden hun mond te houden.

Zozeer was ik aan het luisteren, dat ik me soms een spion voelde – ook een dubbelrol. Maar elke dubbelheid zal (en moet, zeker in tijden van polarisatie) gedeconstrueerd worden. Er is altijd nog een derde, vierde, vijfde ding dat meedoet. Zoals de buitenwereld.

In deze tijd kan rust nauwelijks bestaan en zeker niet langdurig – dat is ook een reden waarom we moeite hebben met praktijken van aandacht, zoals luisteren. De idylle van ‘blue sky research’ en open, interdisciplinaire uitwisseling werd in de loop van het najaar ’23 ruw verstoord door oorlog en politiek. Een journalist belde me op: hoe moeten we omgaan met de constante stroom aan oorlogsbeelden die via onze apps 24/7 binnenkomt? We stelden onderling de vraag: hoe kunnen we naar elkaar luisteren als de emoties zo hoog oplopen dat een normaal gesprek onmogelijk lijkt? De buitenwacht leek steeds hardere stellingnames te vereisen. Mensen kwamen mijn kantoor binnen en vroegen hoe het nou zat met die ethiek van het luisteren. Soms ontkom je niet aan spreken.

In mijn witgesausde kamertje aan de tuinkant van het NIAS, ver van het gedruis van de wereld daarbuiten, werd mijn filosofische vraag meer dan ooit een praktische opdracht in het hier en nu. Hoe kun je als schrijver, burger, luisteraar bijdragen als de vrije uitwisseling van ideeën en overtuigingen sneller dan je zou hopen verhardt tot een stellingenoorlog? Velen hebben zich soortgelijke vragen gesteld, maar weinigen zullen in dezelfde luxepositie hebben gezeten als ik, met tijd en ruimte en collega’s om daarover na te denken.

Een doorslaggevend antwoord heb ik niet, maar ik vermoed sterk dat de ethiek van luisteren iets met die dubbel-, driedubbel- en vierdubbelheid te maken heeft. Én met de rust en aandacht die bijvangst zijn van regelmatige luisteroefeningen. Mijn residentie bij het NIAS gaf me de ongekende mogelijkheid om beide te onderzoeken en te ervaren: de tijd en de rust om de diepte in te gaan en de tijd en de onrust om de diepte te relateren aan de actualiteit. Ik zou zo weer teruggaan om die dubbelheid nog eens te ervaren. En me dan te warmen aan een glaasje korenwijn.