weblog

Vertalershuis kamer #1: Andreas Burnier

Een gelukkig toeval

Andrea Kluitmann – 28 februari 2023

Deze zomer wordt het Vertalershuis Amsterdam feestelijk heropend. Heel veel vertalers kijken er ontzettend naar uit om tijdelijk hun intrek te nemen in een van de geheel gerenoveerde kamers, die alle vijf thematisch worden ingericht rond een klassieke auteur.

Wie? De eerste is Andreas Burnier, het literair pseudoniem van Catharina Irma Dessaur (1931-2002). In de Tweede Wereldoorlog leefde zij als kind (van haar elfde tot haar veertiende) gescheiden van haar ouders op tal van onderduikadressen in heel Nederland. Haar roman Het jongensuur uit 1969, die ze beschouwde als haar meest autobiografische werk, speelt zich af in deze periode. Net als in haar debuutroman Een tevreden lach (1965) gaat het in Het jongensuur ook om Burniers verlangen naar een leven als man en de miserabele maatschappelijke positie van de vrouw.

Burnier, in haar tijd een zeer bekend auteur, beleeft in Nederland een kleine revival mede door de uitstekende biografie van Elisabeth Lockhorn. Zowel Het jongensuur als Een tevreden lach zijn onlangs herdrukt en als luisterboek verschenen, de biografie is nu ook verkrijgbaar in een midprice-editie.

Juist in Duitsland is Burniers werk het meest vertaald, daarnaast verschenen losse vertalingen in een Deens en een Engels tijdschrift. Ik spreek met Waltraud Hüsmert die de twee bovengenoemde romans in het Duits vertaalde. In dit interview gebruiken we de persoonlijke voornaamwoorden zij/haar voor Andreas Burnier, zoals ook haar weduwe het doet, onder meer op de website andreasburnier.nl, en de Burnier-kenners in de podcast van het schrijverscollectief Fixdit.

Waltraud, je vertaalt sinds 1982 bekende Nederlandse en Vlaamse auteurs zoals Tessa de Loo, W.F. Hermans, Thomas Rosenboom, Willem Elsschot en David Van Reybrouck. Je hebt veel prijzen ontvangen voor je werk, zoals de Martinus Nijhoffprijs in 2004 en de Else Otten Übersetzerpreis 2008 voor de vertaling van Het verdriet van België van Hugo Claus. Hoe ben je vertaler van Andreas Burnier geworden?
Ik had mijn Nederlandse collega en vriendin Ingeborg Lesener om leestips gevraagd, en zij was erg enthousiast over Het jongensuur. Ik las het en was diep onder de indruk. En precies op dat moment, dus nog voordat ik zelf actief op zoek ging naar een uitgeverij, werd ik gevraagd of ik Het jongensuur en Een tevreden lach wilde vertalen. Een gelukkig toeval.

Dat verzoek kwam van een kleine Berlijnse uitgeverij, Twenne Verlag, die in de jaren negentig door Mariëtte Rissenbeek en Hans-Ulrich Jäckle werd gerund. Ze gaven uitsluitend Nederlandse literatuur in vertaling uit, heel bijzonder. Helaas hebben ze maar een paar jaar bestaan.

Daar verscheen in 1993 Knabenzeit (Het jongensuur) waarin de kinderjaren van Simone, de hoofdpersoon van beide romans, centraal staan. En een jaar later Burniers debuut Rendezvous bei Stella Artois (Een tevreden lach), over haar leven als jongvolwassene.

Heb je Andreas Burnier ooit ontmoet?
Ja, we spraken af in het Vertalershuis, waar ik destijds verbleef. Dat was toen nog in de Anthonie van Dijckstraat. Ik wilde haar graag vragen stellen over Een tevreden lach, met name over de cursief gedrukte passages, waarin Simone haar taal kwijtraakt. De zinnen verliezen dan niet alleen hun logische samenhang, maar ook hun grammaticale. Voor mij was het belangrijk om te weten wat ze ondanks die rafeligheid nog aan betekenis bevatten, bijvoorbeeld literaire toespelingen. Die moesten in de vertaling uiteraard behouden blijven.

Burnier kwam samen met haar partner Ineke/Daniel van Mourik. Ik had het gevoel dat ze eerst even wilden kijken wat voor iemand ik was. In het begin voelde ik me enigszins bezwaard; per slot van rekening was het de generatie van mijn ouders die haar jeugd had verwoest en verantwoordelijk was voor de Shoah. Maar we vonden elkaar onmiddellijk op professioneel niveau. De sfeer was erg vriendelijk en ze gaf heel geduldig antwoord op mijn vragen.

Ik las onlangs beide boeken en vond het een openbaring. Burnier schrijft ontzettend geestig, vrolijk en scherpzinnig over zo’n harde en traumatiserende werkelijkheid. Haar werk was beslist vernieuwend, zoals het verbinden van onderduikervaringen met de genderproblematiek. Er zitten in Het jongensuur ook talrijke ‘MeToo-scènes’. Neem nou deze, waarin Simone de schoolmeester observeert. En achter het turfhok op de speelplaats had ik een keer gezien hoe hij met Mientje Viskaal stond te praten, haar over haar borst streek, en met een boers accent zei: ‚Dat word’n al aordige tiet’n.
Afschuwelijk natuurlijk, maar ik moest er toch om lachen.

Ja, die scène herinner ik me heel goed. Ze slaagt erin die vieze wellusteling voor schut te zetten, en een stukje verderop schrijft ze ook nog hoe sadistisch hij sommige jongens uit de klas behandelt, maar tegelijkertijd vertelt ze hoe hij Simone beschermt bij een bezoek van Mussert, de leider van de NSB. Ambivalenties laten zien, daarin is ze een meester.

Was dat wat jou innam voor haar werk?
Ja ook, ik was erg enthousiast over de compacte, indringende teksten. Dat laconieke, maar ook de subtiele humor. En los van de literaire kwaliteit vond ik het belangrijk dat een boek als Het jongensuur in Duitsland verscheen, omdat er begin jaren negentig behalve Het dagboek van Anne Frank bijna geen bekende literatuur bestond waarin de stemmen van de slachtoffers van het nationaalsocialisme werden gehoord.

Ook de omgekeerde chronologie – de roman begint met de bevrijding en gaat dan terug in de tijd – werkt uitstekend. Het verhaal is als terugblik geschreven en toch lukt het Burnier om het perspectief van het kind over te brengen. Met weinig woorden roept ze de voortdurende existentiële bedreiging op en geeft ze lezers toegang tot de gevoelswereld van het kind. De beschrijving van de dagdromen bijvoorbeeld: Simone vindt troost in de fantasie en bedenkt dat ze een in een kerker opgesloten koningszoon bevrijdt die dan de vijand verslaat. Dat is zo ontroerend.

Hoe ouder het kind wordt, hoe meer het beseft in het verkeerde lichaam te zitten. Simone ontwikkelt een erg heldere blik op de maatschappelijke druk met zijn rigide rolpatronen. Ze doorziet dat meisjes en vrouwen het overal moeilijker hebben. Ik denk nu aan de scène waarin de ‘moffenmeiden’ in het publiek werden kaalgeschoren en vernederd. Ook hoe ze deze thematiek behandelt, die een stempel drukt op de hele existentie, is meesterlijk.

‘Andreas Burnier behoort tot de vier naoorlogse auteurs die in hun werk iets ontwikkeld hebben dat een persoonlijke “mythe” is genoemd. De andere drie zijn uiteraard Mulisch, Reve en Hermans. […] Van die vier auteurs is Burnier de meest spirituele en de minst verkochte. […] Ze was een strijder, een intellectueel die haar verantwoordelijkheid nam.’
— Oek de Jong over Andreas Burnier

Kwam die thematiek in Duitsland eigenlijk goed aan?
Een grotere Duitse uitgeverij heeft Het jongensuur inderdaad vanwege de ‘mix van onderwerpen’ afgewezen. Onderduik of gender afzonderlijk, dat had nog wel gekund, maar voor een verbinding van beide thema’s dachten ze dat er niet genoeg lezers zouden zijn. Er waren zeker lovende recensies, maar de verkoop viel tegen. Precieze aantallen ken ik niet, destijds waren er nog geen royalty’s.

Alle boeken van Twenne belandden op een gegeven moment in de ramsj. Ik heb nog een tijdlang zonder succes geprobeerd om een nieuwe uitgeverij te vinden.

Knabenzeit is in 2016 nog een keer gebracht door uitgeverij Wagenbach, toen Nederland en Vlaanderen gastland op de Frankfurter Buchmesse waren en heel veel uitgeverijen hun best deden om een Nederlandse klassieker in hun fonds te krijgen. Maar ook toen liep de roman helaas niet goed. Misschien lag dat ook aan de Duitse titel, die klinkt ouderwets en zegt ook niets over de inhoud.

Ik heb de rechten van mijn vertalingen inmiddels teruggevraagd en hoop ooit een uitgeverij te vinden die de boeken nog een kans geeft, misschien in 2025, tachtig jaar na de oorlog.

Het is nu weer mogelijk om je aan te melden voor een verblijf in het Vertalershuis Amsterdam!

Links

‘Al jaren ervaar ik iets als verliefdheid bij het lezen van haar boeken, die eenzaam zingende gedichten, dat tegen de bierkaai opslaande proza.’ —Willem Otterspeer over Andreas Burnier

Schrijver

Andrea Kluitmann

(1966) werd geboren in Duitsland en studeerde Duitse taal- en letterkunde in Bochum en Amsterdam. Ze vertaalt romans, toneelstukken, graphic novels en filmscenario’s. Verder is ze voorzitter van Stichting VertaalVerhaal, mede-organisator van de jaarlijkse Vertalersgeluktournee en werkt ze als taaltrainer Duits voor auteurs en andere mensen uit de culturele sector. Ze geeft workshops en lezingen over spreken in het openbaar, vertalen en literatuur. Ze schrijft sinds 2020 regelmatig columns voor en over het Vertalershuis Amsterdam. Haar eerdere stukken staan op vertalershuis.nl.

Bekijk alle weblogs van Andrea Kluitmann