A.F.Th. van der Heijden
De helleveeg
Een inktzwart melodrama in een compacte en indringende familieroman
De laatste jaren van A.F.Th. van der Heijden waren turbulent en tragisch: in 2011 overleed zijn enige kind Tonio. Een jaar na datum publiceerde hij een vuistdikke roman, een indrukwekkend portret van zijn zoon dat vervuld is van spijt omdat hij niet de vader was geweest die hij wilde zijn. Tonio kreeg de Libris Literatuur Prijs, de Publieksprijs en de schrijver ontving de hoogste eer in de vorm van de P.C. Hooftprijs.
Na zichzelf uit de publiciteit te hebben gehouden publiceerde A.F.Th. van der Heijden dit voorjaar een korte roman, waarin hij terugkeert naar het domein van de fictie en doet waarin hij zo goed is: het beschrijven van een jeugd in het broeierige, zwaar katholieke zuiden van Nederland. Het verhaal wordt verteld door Albert Egbers, die we kennen uit Van der Heijdens magistrale romancyclus De tandeloze tijd. Iedereen, de schrijver incluis, dacht dat deze reeks was afgesloten, maar met De helleveeg brengt hij een wereld weer tot leven.
Familie, ze maken je kapot – zo luidt het adagium. Egbers constateert wrang dat ‘zoveel mensen zich op volwassen leeftijd tegen hun familie keerden, en emigreerden naar andere sociale biotopen’. En: ‘Als ze zich niet van hun familie wisten los te maken, dan restte alleen nog de hoop dat deze of gene spoedig zou sterven.’
Dat geldt ook voor Tientje Poets, Alberts kwebbelzieke tante, een schoonmaakster die met haar uiterlijk menig man het hoofd op hol brengt. We volgen de geschiedenis tussen deze tante en Albert over een periode van meer dan vijftig jaar. Op grondige wijze weet ze haar leven te verzieken en ze zet alles op alles om anderen in haar val mee te slepen. Maar al haar handelen komt voort uit haar verleden – het gerucht gaat dat ze onvruchtbaar is en mannen daarom op haar afknappen.
Albert belandt als student met zijn tante in bed en doet daar dingen met haar die haar echtgenoot achterwege laat: ‘Koos weet van toeten noch blazen. Die knort wel, maar niet tussen mijn dijen,’ zegt ze. En daar ontvouwt zich binnen enkele bladzijden de kern: incest, impotentie en wrange humor. Het leed in de familie is groot en krankzinnig, Albert laat zich er niet onder krijgen. De helleveeg is een vitaal bewijs van A.F.Th. van der Heijdens fabuleuze schrijfkunst.