Øl is Deens voor bier. Een hele troost om dat te weten als je in het donker bent aangekomen in een hoofdstad die je niet kent en waar je meteen vier kilometer moet lopen (en weer terug!) langs Jørgens Sø, Peblinge Sø en Sortedams Sø, langgerekte meren waarvan in het duister niets is te zien.
Ik ben op weg naar Søernes Ølbar (geen olie, dus), waar je tien euro voor een glas Evil Twin Stout betaalt. In deze biertent – een van Kopenhagens beste – aan Sortedams Dossering is de kern van de Deense stripwereld is bijeengekomen. Ster van de avond is Palle Schmidt, die in de VS furore maakt met zijn comic-serie Thomas Alsop; naast hem troont Peter Snejbjerg, die ook al zo succesvol is aan gene zijde van de oceaan. Ik heb plaatsgenomen tussen Anders Brønserud en Ole Comoll Christensen, die voor mij sowieso het belangrijkst zijn omdat ze deel uitmaken van Tegnestuen Gimle – een tekenstudio die vernoemd is naar een betoverend gebouw uit de Scandinavische mythologie. In september hebben zij en de striporganisatie Dansk Tegneserieråd mij uitgenodigd om een lezing te komen geven over de Nederlandse stripgeschiedenis en de door mij tien keer georganiseerde Stripdagen Haarlem. Een verhaal dat ik een dag later zal houden in de vergaderkamer van de studio aan Nørrebrogade 55a, het hipste hartje van København.
Daaraan voorafgaand, als ik eindelijk heb gezien hoe de stad er uitziet bij (vuilgrijs) daglicht, breng ik met Ole een bezoek aan het mosterdkleurige Storm P. Museet, het Deense stripmuseum in de sjieke wijk Frederiksberg dat is gewijd aan Robert Storm Petersen (1882 - 1949). Hij was behalve cartoonist ook stomme film-acteur, kunstschilder met James Ensor-achtige trekjes en een verwoed pijproker, zoals veel van zijn landgenoten: in winkelparadijs Strøget zit nog altijd een beroemde pijpenzaak. Storms veelzijdige werk hangt op de bovenverdieping, beneden zijn de ruimtes gewijd aan de klassieke stripreeks Rasmus Klump van Wilhelm en Carla Hansen, die in ons land beter bekend is als Pol (met zijn vrienden Pel en Pingo). Ik ben er mee opgegroeid en zag in de boekwinkel van Statens Museum for Kunst dat deze jeugdstrip op plaats 33 staat in de top 100 van Deense design-ikonen. Zo eer je je helden. In België viert het Brusselse stripmuseum BCB nu zijn 25-jarig bestaan, terwijl we in Nederland kwakkelen met één stripmuseum in Groningen (gedoemd om te verdwijnen) en één in Dordrecht (als de wethouders er geld voor vrij kunnen maken). Alleen al daarom is het interessant om te zien hoe de Denen zo’n instituut aanpakken: klein, maar fijn.
Vervolgens met de bus door een al vroeg schemerend Kopenhagen, dat gelukkig rijkelijk is besprenkeld met kerstlichtjes, naar Tegnestuen Gimle, waar zo’n 25 tekenaars dag en nacht werken*. Niet dat ze workaholic zijn: sommige tekenaars draaien normale kantooruren, andere hebben een baan elders. Zij komen vooral ‘s avonds en in het weekend naar de studio, die vol staat met de modernste apparatuur. Door gezamenlijk de huur op te brengen, kunnen ze het in deze gewilde en dus dure wijk volhouden, maar eigenlijk is het sociale aspect belangrijker. Tussen je collega’s tekenen is nu eenmaal leuker dan thuis in je eentje.
Veel publiek voor mijn lezing is er overigens niet, ook hier geldt: klein maar fijn. Al gauw blijkt dat tussen de Deense en de Nederlandse stripwereld parallellen zijn te trekken (Donald Duck oftewel Anders And is er net zo populair als bij ons, jonge en minder commercieel werkende tekenaars moeten het vooral hebben van publicaties op internet: http://abenmaler.dk/tag/676). Een groot verschil is de uithuizigheid van veel Deense tekenaars; ze werken blijkbaar liever in Berlijn of New York dan thuis in Kopenhagen.
De belangrijkste aanwezige was Paw Mathiasen, de uitgever van Fahrenheit dat ongeveer dezelfde rol vervult als Scratch Books bij ons: het op een mooie manier uitgeven van de betere strip uit binnen- en buitenland. Aan mij vroeg Mathiasen ter plekke om een lijst op te stellen van Nederlandse stripauteurs die de moeite van het uitgeven waard zouden zijn. Om scheve gezichten te voorkomen zal ik de namen en titels niet publiceren, maar de man van Fahrenheit was dankbaar en klonk oprecht geïnteresseerd. Wie graag in zijn fonds wil worden opgenomen, moet hem eens opzoeken in de International Rights-afdeling van het festival in Angoulême, eind januari. Ik heb mijn ambassadeursrol in elk geval vervuld…
Vaste prik bij een bezoek aan Kopenhagen is een uitstapje naar Christiania, de nog altijd gedoogde hippie-enclave die vaak met Ruigoord wordt vergeleken. De verhalen die je erover hoort klinken utopisch met bijbehorende beelden van blije, gelukkige mensen die een jaloersmakende levensstijl cultiveren. In werkelijkheid, al kan dat ook aan het novemberweer hebben gelegen, is Christiania een dorp dat een armoedige, vervallen indruk maakt. Aan de boeddhistische versieringen ligt het niet, maar de mensen die er rond schuifelen en om tien uur ‘s ochtends vrijwel allemaal bier drinken of joints roken, zien er verlopen en wantrouwig uit. Bij het verlaten van deze ‘idylle’ zie je welk opschrift aan de achterkant van de beroemde toegangspoort is aangebracht: “You are now entering the EU”. Gelukkig maar.
- Op de website van Tegnestuen Gimle is een overzicht te vinden van tekenaars die met de studio verbonden zijn: http://tegnestuengimle.dk/#hvem.
Meer recente reisverslagen:
- Koloniale literatuur door Ann-Gine Goemans
- Een blauweregen van tweehonderd jaar door Kiki Coumans
- Het beeld wil het doek verlaten door Niña Weijers