Joost de Wit is op vijfenzeventigjarige leeftijd overleden in zijn woonplaats Muntendam. De Wit (1938-2014) was directeur van de Stichting ter Bevordering van de Vertaling van Nederlands Letterkundig Werk, de voorloper van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (NLPVF).
In die functie ging hij als een handelsreiziger op stap en probeerde buitenlandse uitgevers warm te maken voor de Nederlandstalige literatuur. In zijn koffertje zaten proefvertalingen, en met subsidies kon hij voor deze uitgevers het risico van een uitgave kleiner maken.
Zijn werk werd door hem in 1989, in een interview met VPRO, beschreven als ‘eindeloos zeuren en hinderlijk aanwezig zijn op beurzen’. Dit was voor hem de voornaamste oorzaak voor de in die jaren opvallende internationale aandacht voor Nederlandse literatuur: ‘Als je lang genoeg zeurt word je uiteindelijk wel opgemerkt’.
Als directeur van de Stichting speelde hij een pioniersrol in het leggen van contacten met buitenlandse uitgeverijen en fungeerde hij als internationaal aanspreekpunt voor de Nederlandse literatuur.
Christoph Buchwald, voorheen redacteur bij Hanser Verlag en nu uitgever bij Cossee, herinnert zich Joost de Wit ‘als een vriendelijke meneer die prachtig kon vertellen. Hij zag literatuur niet als een product of als iets academisch, maar als verhalen die direct met ons leven hebben te maken. Literatuur als spiegel van onze tijd was een gedachte die hij steeds uitdroeg. De canon leek voor hem een minder belangrijke rol te spelen dan zijn persoonlijke leeservaringen.’
De Wit maakte Buchwald snel wegwijs in het Nederlandse uitgeefwereld, en bracht hem bijvoorbeeld in contact met de toenmalige uitgever van Mulisch bij de Bezige Bij. Dit leidde uiteindelijk tot de Duitse uitgave van De aanslag in 1986.
Toen Mobil Oil begin jaren 80 voor hun Pegasus Literary Prize de aandacht wilde leggen op minderheidstalen werd De Wit gevraagd om wat namen te noemen. Hij stelde voor om een onafhankelijke jury in te stellen. Deze jury koos uiteindelijk voor Rituelen van Cees Nooteboom, wat een belangrijke impuls was voor diens internationale carrière.
In 1990 werd besloten tot het opheffen van de Stichting voor Vertalingen, waarvoor De Wit vanaf 1964 werkte. Bij het nieuwe fonds (NLPVF) bleek er geen passende functie voor hem voorhanden. In 1991 begon hij het literair agentschap TransLit en vanaf 1995 was hij werkzaam als vertaler Engels-Nederlands. Hij heeft zo’n veertig boeken vertaald. De Wit was al geruime tijd ernstig ziek.
Eindeloos zeuren en hinderlijk aanwezig zijn op beurzen