nieuws

In memoriam

Gerrit Kouwenaar

7 september 2014

Dichter Gerrit Kouwenaar is op 4 september op 91-jarige leeftijd overleden in zijn woonplaats Amsterdam. Kouwenaar was een van de belangrijkste dichters die de Nederlandse literatuur heeft voortgebracht. Hij was een van de Vijftigers die de Nederlandse poëzie voor altijd veranderden.

Kouwenaar ontving voor zijn gedichten talrijke onderscheidingen. In het voorjaar van 2009 kreeg Kouwenaar de Meesterschapsprijs van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. In 1970 was hem al de P.C. Hooftprijs toegekend, in 1989 werd zijn werk bekroond met de Prijs der Nederlandse Letteren. Ook zijn vertaalwerk – toneel van bijvoorbeeld Brecht, Goethe en Sartre – viel in de prijzen: in 1967 kreeg hij de Martinus Nijhoffprijs.

In 1997 won hij de VSB Poëzieprijs met De tijd staat open. Het gedicht ‘Men moet’ uit die bundel is een klassiek gedicht geworden in de Nederlandse literatuur:

men moet

Men moet zijn zomers nog tellen, zijn vonnis
nog vellen, men moet zijn winter nog sneeuwen

men moet nog boodschappen doen voor het donker
de weg vraagt, zwarte kaarsen voor in de kelder

men moet de zonen nog moed inspreken, de dochters
een harnas aanmeten, ijswater koken leren

men moet de fotograaf nog de bloedplas wijzen
zijn huis ontwennen, zijn inktlint vernieuwen

men moet nog een kuil graven voor een vlinder
het ogenblik ruilen voor zijn vaders horloge -

Tot op hoge leeftijd is Kouwenaar zich blijven ontwikkelen. De bundel Totaal witte kamer (2002), met gedichten die hij schreef naar aanleiding van de dood van zijn vrouw Paula, kreeg een eervolle vermelding van de jury van de VSB-poëzieprijs:

Ook deze tot dusver laatste vrucht van een al meer dan een halve eeuw durend dichterschap bewijst dat er maar één echte Kouwenaar is, die nu, zichzelf trouw én zichzelf wijzigend, zijn idioom heeft ingezet voor weer een aantal indrukwekkende nieuwe gedichten.

Ook uit die bundel kwam een klassiek geworden gedicht:

totaal witte kamer

Laten wij nog eenmaal de kamer wit maken
nog eenmaal de totaal witte kamer, jij, ik

dit zal geen tijd sparen, maar nog eenmaal
de kamer wit maken, nu, nooit meer later

en dat wij dan bijna het volmaakte napraten
alsof het gedrukt staat, witter dan leesbaar

dus nog eenmaal die kamer, de voor altijd totale
zoals wij er lagen, liggen, liggen blijven witter dan, samen –

Gerrit Kouwenaar stond aan de wieg van het Fonds voor de Letteren. Samen met Louis Lehmann, Hans Andreus, Cees Nooteboom, Simon Vinkenoog, Jan Elburg en Sybren Polet protesteerde hij in 1958 tegen de lage vergoedingen die zij uit pocketverkoop kregen. In 1962 werd dit gevolgd door een breder gevoerde schrijversprotest dat vocht voor de oprichting van een fonds voor literaire auteurs, de instelling van een pensioenfonds en een leengeld. Na oprichting van het fonds nam hij zitting in diverse commissies.

In 1998 kreeg hij een eregeld toegekend vanwege zijn bijzondere bijdrage aan de naoorlogse poëzie.

Kouwenaar heeft op vele Nederlandse dichters een blijvende indruk achtergelaten en beïnvloedt de Nederlandse poëzie tot op de dag van vandaag.

Zijn gedichten zijn vertaald in het Engels, Spaans, Grieks, Zweeds, Duits, Frans, Pools en Russisch.

Meer informatie