weblog

Friese literatuur op de Buchmesse 2013

It giet oan!

Alpita de Jong – 15 oktober 2013

Wàt er precies staat te beginnen, blijft nog een beetje gissen. Mijn tijdelijke collega’s van het Nederlands Letterenfonds hebben mij op alle mogelijke manieren duidelijk geprobeerd te maken hoe het er op de Buchmesse aan toe gaat, maar uiteindelijk is zo’n ‘eerste keer’ toch echt een ‘eerste keer’. Eén ding is zeker: ‘t worden boeiende drukke dagen.

Zaterdag 5 oktober: Pre-Frankfurt

In maart hebben het Letterenfonds en de Provincie Fryslân mij gevraagd of ik als intendant op de Buchmesse van 2013 de Friese literatuur onder de aandacht wilde brengen. Als voorbereiding daarop moest er een brochure komen waarmee ik het gesprek met buitenlandse uitgevers op de beurs aan zou gaan. Begin augustus rolde de eerste 10 books from Friesland van de persen, met zes titels van na 2000 (drie proza en drie poëzie) en vier oudere romans (twee van vlak voor Tweede Wereldoorlog en twee uit de jaren zestig). Op het zachtgroene omslag een afbeelding van een vrouw die nog nèt de wiek van een houten molen vast kan grijpen en twee veel te felgekleurde zomerse klapstoeltjes.

Met die zachtgroene brochure en een schema met zo’n 25 gesprekken in mijn tas, en imaginaire gesprekken en antwoorden op al even imaginaire vragen over de tien titels in mijn hoofd vertrek ik woensdag richting Frankfurt. Anderhalf uur na aankomst schuif ik al meteen aan bij gesprekken met achtereenvolgens een Duitse, een Catalaanse en een Franse uitgever – daar in Frankfurt begint het reizen pas echt!

10 Books from Friesland op de Frankfurter Buchmesse. Foto: Victor Schiferli

Victor, Barbara en Alexandra van het Letterenfonds laten mij genereus delen in het netwerk dat zij de afgelopen jaren hebben opgebouwd. Victor onderhoudt de contacten met uitgevers in de grote taalgebieden, Barbara doet alle andere taalgebieden, en Alexandra heeft een heel eigen netwerk opgebouwd rondom nog onvertaalde boeken uit alle windstreken, vergeten klassiekers maar ook waardevolle hedendaagse literatuur die om de één of andere reden nog niet vertaald is. Alexandra zal na afloop van mijn intendantschap de Friese literatuur voor haar rekening nemen.

Via het netwerk van het Letterenfonds zijn in augustus en september aan diverse uitgevers al pdf’s van de Friese brochure verstuurd en dat heeft al tot belangstellende reacties geleid. Manesse Verlag toonde zich geïnteresseerd in de twee vooroorlogse romans De sûnde fan Haitze Holwerda en Grûn en minsken, New York Review of Books wilde Leafdedea wel eens lezen, en Editorial Minúscula uit Barcelona vroeg naar mogelijke vertalers want er waren vier titels bij die haar wel aanspraken.

Wat een plezierige bijkomstigheid dat de Buchmesse niet alleen een plek is waar uitgevers elkaar ontmoeten, maar waar ook mensen komen van organisaties die literatuur die weinig wordt vertaald met programma’s ondersteunen. Want vertalers vanuit het Fries zijn niet dik gezaaid, en er zal op dat vlak dus het nodige pionierswerk moeten worden verricht. Daarom zie ik erg uit naar het gesprek met Alexandra Büchler van Literature Across Frontiers, een intercultureel manager – dat lijkt me een mooie benaming – met inmiddels vijfentwintig jaar wijze inzichten en praktische ervaring op het gebied van het zichtbaar maken van weinig vertaalde literatuur. Toen Alexandra Koch van het Fonds contact met haar zocht bleek ze juist in gesprek met Tsead Bruinja over Friese dichters en gedichten in verband met een vertaalworkshop op Malta.

Die vertaalslag, in ruime zin, dat vind ik het spannendst: hoe vertel ik een grote Amerikaanse uitgever over een kleine onbekende literatuur, op welke manier kan ik een Franse uitgever een idee geven van de subtiliteit en humor in het moderne proza van Jaap Krol, Hidde Boersma en Janneke Spoelstra, en hoe begin ik tegen een Italiaanse uitgever over een steile gereformeerde boer die in de clinch raakt met z’n goedgebekte en goedlachse arbeiders? Als literair vertaler kun je tijden puzzelen op een geschikte formulering. De komende dagen moet ik het van goede ingevingen hebben. Laat maar komen, die goede ingevingen.

Woensdag 9 oktober: Vliegende start

Uit de trein, in de tram, inchecken, naar het beursgebouw lopen, en daar de stand vinden waar het eerste gesprek zal plaats vinden.

Het was alsof ik twee keer met m’n ogen knipperde en mezelf ineens terugvond tegenover Ulrike Schieder van Rowohlt aan wie ik iets vertelde over De fûke van Rink van der Velde. Omdat Victor mij aan Frau Schieder voorstelde, kwam het gesprek meteen op het inititatief van het Letterenfonds om ook een brochure met Friese titels uit te brengen. Dat vond ze interessant en zo ging het al snel over Friese titels die voor haar interessant zouden kunnen zijn. En Victor en ik hadden ons nog zo voorgenomen dat ik tijdens de eerste gesprekken vooral zou luisteren en de kunst van het converseren een beetje af zou kijken. Pas in de laatste tien minuten zouden we de Friese brochure en titels ter sprake brengen. Nu waren juist die laatste tien minuten voor Victor. Het lijkt bijna een gewiekste manoeuvre van mijn kant, maar ik was blij dat bij een volgend gesprek de Friese titels pas ter sprake kwamen nadat de Nederlandse aan bod waren geweest.

Eén van de gesprekspartners die middag was Bertrand Py van Actes Sud, een uitgeverij in Arles die ooit eerder met de Friese letteren van doen heeft gehad. Zij gaven in de jaren negentig de Franse vertaling van Leafdedea uit. Een geweldig boek, vindt hij nog steeds. Jammer dat het niet goed had gelopen. Hij nam geen genoegen met mijn verhaal over de roman van Hidde Boersma, en daagde me min of meer uit om over nog een andere titel te beginnen. Met Nûmers van Jaap Krol scoorde ik beter bij hem.

Niet alleen mensen die er een afspraak hebben komen naar de stand van het Letterenfonds: het is een voortdurend komen en gaan. Marlies speelt haar rol als gastvrouw met verve.

Toen ik na zessen nog even langs de rest van de stands in Hal 5 liep, kwam ik terecht op een borrel van de Nederlandse uitgevers. Zo was ik ineens weer in Amsterdam, waar overigens iedereen die ik sprak van de Friese brochure af wist.

Het lag niet aan dat ene glas wijn dat ik de uitgang van de beurs niet kon vinden. Toen ik er eindelijk één vond, had ik geen idee welke richting ik uit moest voor mijn hotel. De kortste route bleek via de andere uitgang te zijn, aan precies de andere kant van het gebouw. Ik heb het beursgebouw tegen sluitingstijd dus op en neer bekeken. Maar of ik er morgen de weg gemakkelijk weet te vinden, is de vraag.

‘De eerste keer? O, dat is erg. Ik vond het vreselijk. Zo veel en zo groot.’ Aldus een oude studievriend die ik in de trein tegenkwam en inmiddels een doorgewinterde beursbezoeker blijkt te zijn. Deze eerste dag was verre van vreselijk. Morgen zien we wel verder.

Donderdag 10 oktober: Overvloed

Vandaag was net een glas dat overliep. Gelukkig kan de dag van morgen het één en ander opvangen. Bij twee afspraken waar we tijd te kort kwamen, bleek er in de agenda’s nog ruimte te zijn om morgen door te praten.

Daarnaast heb ik enkele uitgevers beloofd ze een dvd, cd of vertaling te brengen waarvan ik geen exemplaren meer in mijn tas had, maar wel in mijn koffer in het hotel. Na thuiskomst moet er nog veel meer gebeuren, maar dat is van later zorg.

Vanochtend bezocht Nicol Stassen van Protea Boekhuis, de aimabele Zuid-Afrikaanse uitgever van onder andere Adriaan van Dis en Gerbrand Bakker, de stand van het Letterenfonds. Of hij een afspraak had, of gewoon even langskwam, weet ik niet eens. Victor stelde hem even aan mij voor omdat hij de Friese brochure erg interessant vond. Ik vermoedde eigenlijk geen specifieke plannen. Maar dat bleek een totaal verkeerde inschatting.

Alexandra praatte ook even met hem, en concludeerde dat er sprake was van meer dan gewone belangstelling voor de poëzie van Tsjêbbe Hettinga. Ze had het één en ander veel beter door dan ik en kwam met een geweldig voorstel: Omrop Fryslân, die rondom onze de stand net opnamen aan het maken was, zou hem misschien wel even kunnen interviewen. Niet lang daarna zat hij voor de camera een gedicht van Tsjêbbe Hettinga voor te lezen. Hem morgen de dvd met documentaire over deze brengen, is wel het minste wat ik kan doen. En dan breng ik Alexandra Büchler van Literature Across Frontiers meteen even een dvd Dream yn blauwe reinjas, met de poëzie van 23 jonge dichters. Zij denkt erover een kleine uitgave van Friese poëzie in Engelse vertaling uit te brengen.

Halverwege de dag klonk er ineens een schreeuw. Het klonk bijna ongepast in die merkwaardige sfeer van rumoer en concentratie, massaliteit en individuele gesprekken. Maar er was nieuws dat iedereen aanging: Alice Munro krijgt de Nobelprijs voor de Literatuur!

In de middag hadden Alexandra en ik een afspraak met István Lang, van de Hongaarse uitgeverij Magvetó. Ik had me verheugd op dat gesprek omdat die uitgeverij zo’n prachtig mooi fonds had. De presentatie van de Hongaarse titels op de site was zo aantrekkelijk dat ik ze allemaal direct wel wilde lezen, en de internationale titels die ze in vertaling uitgeven getuigt van veel smaak. Er was te weinig tijd maar we zien elkaar morgenochtend nog weer even.

Aan het eind van de dag liep ik naar een borrel van Editorial Minuscúla, een Spaans-Catalaanse uitgeverij, die al via e-mail had laten weten interesse te hebben in vier Friese titels. Een heel speciaal fonds, met mooi verzorgde uitgaven. Ik had er wel wat langer willen blijven bladeren en praten. Maar dat kan morgen nog. Dan hebben we een afspraak. Ook het Letterenfonds gaf een borrel en daar zou ik Edwin Frank van The New York Review Books Classics ontmoeten. Die borrel zou overlopen in een etentje met een aantal mensen van het Letterenfonds. En voor sommigen liep dat etentje weer over in weer een borrel ergens. Dat heb ik maar aan mij voorbij laten gaan. Er moest immers ook nog een blog komen.

Het zou mooi zijn als morgen alles op ter bestemder plaatse komt en er een overzichtelijke ‘to do’-lijst mee naar huis kan. Overzicht houden – dat begint moeilijker te worden naarmate de dagen langer worden en de nachten korter.

Vrijdag 11 oktober: Glunder

Of we ons entreebewijs voor de Buchmesse niet meer nodig hebben? Wij zijn niet de enigen die aan het eind van de middag met een koffer op wieltjes richting Hauptbahnhof lopen.

Hoeveel zouden er hun ticket afstaan aan liefhebbers die niet via via aan een kaartje kunnen komen, en toch heel graag naar binnen willen? Veel, denk ik. De professionals houden evenveel van boeken als de liefhebbers, en dat schept een band. Natuurlijk gaan het die professionals op de Buchmesse om ‘handel’, maar ik heb toch met veel uitgevers gepraat die mij glunderend hun eigen titels lieten zien. En al even glunderend naar mijn uitleg over een boek uit de brochure luisterden. Vandaag was zo’n dag vol glunder.

Valeria Bergalli van Editoriál minúscula had met uiterste zorg de brochure gelezen en aangestreept waar ze ’t met mij over wilde hebben. En zo zaten we dus ineens over het perspectief in Grûn en minsken, en de humor in De sûnde fan Haitze Holwerda te praten. Een gesprek tussen liefhebbers. Maar ook een goede zakenvrouw, deze señora, die met smaak vertelde hoe ze een nieuwe reeks ontwikkelde om van het imago af te komen dat haar uitgeverij alleen in bijzondere internationale klassiekers deed, waar iedereen natuurlijk van dacht dat het niks zou worden. Laat het eerste boek in die nieuwe reeks nu meteen de Pulitzerprijs winnen! Toen we over Leafdedea kwamen te spreken, toverde ze de Franse vertaling te voorschijn. Die had ze zelf vast gekocht en ze was er al in begonnen.

De gesprekken met Angelika Schedel van Manesse Verlag en Lena Luzcak van Wagenbach te midden van hun prachtige uitgaven hadden een zelfde soort glans. Ter afwisseling kwam Will Evans van Deep Vellum uit Texas met veel humor en bravoure onze stand binnen stappen. Aan gespreksstof geen gebrek: hij was eens in Oegstgeest geweest en een vriendin van hem ging verhuizen naar Leeuwarden. Als uitgever weet hij precies wat hij wil, en vooral wat hij niet wil. En dan was er nog de belangstelling van Gregor Seferens voor ons plan om ervaren literair vertalers uit te nodigen voor een workshop Fries… Veel moois, bijna een beetje te veel. Op een zeker moment lijkt het wel genoeg geweest. Maar ja, dat was gisteren ook zo, en toch had ik vandaag niet graag willen missen.

Tot hier was ik gisteravond in de trein gekomen. Inmiddels is het een nacht en een halve dag later en heb ik nog niet veel anders gedaan dan snotteren en niezen. In de trein waren er meer met keelpijn en een verstopte neus. Toevallig allemaal mensen uit het boekenvak. Daar op de Buchmesse was niemand verkouden, immuun wellicht voor zulke banaliteiten door een anders soort koorts. Benauwde warmte of juist koude tocht, zere voeten en vermoeidheid tellen in Frankfurt niet. Eten en drinken ook niet. Tot het tijd is voor een glas wijn of whisky tegen het eind van de middag - een moment dat tot diep in de nacht kan voortduren. Dat zijn de momenten om nieuwe contacten te leggen en oude te bestendigen, tips te krijgen en te geven. Dat kun je dus beter niet missen. De volgende dag zit iedereen weer met iemand aan tafel op de beurs. Je zou het misschien niet zeggen, maar het boekenvak vereist een ijzersterke constitutie!

Ik heb nog even een blik geworpen op mijn aantekeningen bij de verschillende gesprekken, en zie heel veel afspraken over het toesturen van een sample of de bestaande Nederlandse, Engelse of Franse vertaling. En ik dacht: it koe minder.

Dit blog verscheen eerder op de website van Boekblad.

Zie ook:

Schrijver

Alpita de Jong

Alpita de Jong (1962) vertaler en essayist, deskundige Fries. Ze was als redacteur verbonden aan het Frysk Literêr Tydskrift Hjir. De bloemlezing Fries stamboek. 500 jaar proza uit Friesland (Contact, 2000) werd door haar samengesteld. De Jong publiceerde tevens kort oorspronkelijk Friestalig werk en vertalingen, waaronder de uit het Italiaans vertaalde verhalenbundel Under de minsken. Italiaanske ferhalen (Utjouwerij Frysk en Frij, 2000). Werkt aan een biografie over Joast Halbertsma. Op de Frankfurter Buchmesse 2013 zal ze actief zijn als intendant Fries.

Bekijk alle weblogs van Alpita de Jong