weblog

Reisverhalen #2: Pietha de Voogd

Romance in Alba

Pietha de Voogd – 31 juli 2013

We worden verwelkomd door doffe saluutschoten. Maar nee, het is geen binnenhalen, het is verjagen: de wijnboeren schieten in de wolken als ze vermoeden dat er hagel op komst is. Dan valt er regen in plaats van hagel naar beneden en raken de wijnstokken niet beschadigd.

Zo begint ons bezoek, met de dreiging van een mislukte oogst. Het noodlot. Alsof Beppe Fenoglio (1922-1963) zelf er de hand in heeft gehad. Want de schrijver die wij hier in Alba, Piemonte (Italië) gaan bestuderen, is een expert op het gebied van het onvoorziene. Noodlot en ironie, armoede en levenslust, acceptatie en verzet, het zijn grote kwesties die Fenoglio zo beeldend in zijn romans en verhalen aan de orde stelt. We werden lang geleden verliefd op zijn werk, en hebben na tien jaar leuren De Bezige Bij weten te overtuigen om Een privékwestie, een klassieker die het midden houdt tussen een oorlogsroman en een liefdesgeschiedenis, uit te geven. Dat smaakte naar meer, maar we wisten niet goed welk werk de auteur het meest recht zou doen. Fenoglio schreef en herschreef, combineerde delen van verhalen met flarden roman, wisselde van uitgever, recyclede zijn materiaal als een milieuactivist avant la lettre, kortom, we zagen door de bomen het bos niet meer.

schrijver Beppe Fenoglio

Dus op naar Alba, het stadje waar hij geboren, getogen en gestorven is. Daar huist het Centro di Documentazione Beppe Fenoglio, onderdeel van de Fondazione Ferrero, de Ferrero van de beroemde Nutella en chocolaatjes, die zich onder andere ten doel stelt al het werk van Fenoglio te verzamelen en te conserveren en wetenschappers uit te nodigen zijn werk te blijven bestuderen. Het bloed in de Fondazione wordt enthousiast rond gepompt door Edoardo Borra, een literatuurwetenschapper die volgens zijn vrouw ook als je hem middenin de nacht wakker maakt over Fenoglio begint. Hij vertelt ons drie uur lang over stijl, taalgebruik, thematiek, en over de uitgeefgeschiedenis. Hij laat ons een boekenkast met alle uitgaven van Fenoglio’s werk zien, plus diens eigen – vooral Engelstalige – bibliotheek.

We bezoeken boekhandel La Torre waar Marco ons zijn visie op Fenoglio’s taal geeft: enigszins regionaal Italiaans, maar dan ‘eigen’ gemaakt. Een zeer herkenbare, gedurfde woordkeuze, tikje apart, maar niet excentriek. Niet echt dialect of streektaal, niet naturalistisch of neorealistisch, maar ook geen doorsnee Italiaans. Bovendien vaak spreektalig en voor Italiaanse begrippen zeer compact, geïnspireerd door het Engels, dat Fenoglio bestudeerde en op een experimentele manier gebruikte – bijvoorbeeld in zijn befaamde maar onvoltooide roman Il partigiano Johnny – om zijn eigen taal te ontwikkelen.

Vandaag een lange tocht langs de Luoghi Fenogliani (Plaatsen van Fenoglio), zoals ze hier zo mooi worden genoemd. Dat is echt bijzonder aan Italië: de literatuur leeft voort in elk boerengehucht. We rijden van onze B&B in Tre Stelle door de Langa bassa – het lage heuvelland – via Treiso, Mompiano, Manera, naar Benevello. Onderweg komen we langs Il Pavaglione, de boerderij waar de novelle La malora speelt. We bekijken het gehuchtje en de aard van het land dat direct aan de boerderij grenst: zeer steil, en dus moeilijk te bewerken.

Il Pavaglione

De tocht gaat verder naar San Benedetto Belbo, de plaats waar de Racconti del parentado in de bundel Il giorno di fuoco spelen. Daar lopen we rond het kerkje en de kastanjeboom waar Fenoglio als kind zat te mijmeren. En waar het bij ons onbekende balspel pallone of ballon wordt gespeeld. Dat wordt nog een fiks vertaalprobleem, maar gelukkig hebben we wel een paar foto’s op de inmiddels vertrouwde informatieborden gezien die enige houvast bieden. En er staan nog meer grote informatieborden met Fenoglio’s levensgeschiedenis en citaten uit zijn werk die verwijzen naar de plek waar we zijn. We constateren dat het erg fijn is dat we al zijn werk voorafgaand aan deze reis hebben gelezen. De verhalen krijgen een tweede leven! We wanen ons werkelijk in een begin 20e-eeuwse roman.

Na San Benedetto rijden we door naar Mombarcaro, waar we lunchen. We vragen de gastvrouw van de osteria naar de rivier de Belbo en hoe het toch kan dat iemand zich – zoals Fenoglio een aantal keren vertelt – daarin verdrinkt. De rivier is eerder een fors uitgevallen beek dan een rivier, en diep is hij ook niet. Zij weet dat er hier en daar diepe plekken zijn en veronderstelt dat dat de zelfmoordplaatsen zijn. De rivier is in de winter trouwens veel breder en dieper. En ze vertelt vervolgens dat er ooit, zo’n eeuw geleden, een gravin op zo’n plek in de rivier viel. Gelukkig was er een boer die het zag en haar onverwijld uit het water redde. Zijn beloning? Hij werd doodgeschoten, omdat in die tijd boeren mensen van adel niet mochten aanraken!

In een café onderweg kunnen we meegenieten van het dialect dat daar wordt gesproken. We constateren dat het inderdaad, zoals Marco ons vertelde, niet de taal is die Fenoglio bezigt in zijn dialogen. Belangrijke informatie voor ons vertaalwerk.

Na Mombarcaro vervolgen we onze weg door het dal van de Belbo: een prachtig, verlaten gebied, ingesloten door hoge hellingen vol loofbomen. Terug in de tijd.

het dal van Beldo

We komen door Niella, Feisoglio, Cravanzana – allemaal plaatsjes die figureren in de verhalen van Fenoglio – en keren laat in de middag terug in de B&B. Veel gezien en geleerd vandaag. Vooral over het landschap, het dialect, en de verschillen tussen het hoge en lage heuvelland: het lage heuvelland, tot ca. 500 m, was makkelijker te bewerken, er kon wijn worden verbouwd, en het lag dichter bij de stad Alba, terwijl de arbeid op het hoge land zwaar was. Daar staan vooral de hazelnootbomen die de noten voor de Nutella van Ferrero leveren. Dit verschil heeft ook een sociale implicatie: in het lage heuvelland is men rijker, dus betekent Langa bassa meer dan alleen een plaatsaanduiding.

De volgende dag brengen we een bezoek aan het Centro Studi di Letteratura, storia, arte e cultura Beppe Fenoglio. Dit studiecentrum van de gemeente is gevestigd in het huis waar vroeger de slagerij van Beppe’s vader was, en waar hij vele jaren heeft gewoond en geschreven. Er zijn een aantal kamers ingericht met manuscripten, eerste drukken en een schat aan foto’s met verhalen van broer en zus plus citaten uit zijn werk. We krijgen weer een beter beeld van het familieleven, waarvan zoveel sporen zijn terug te vinden in Fenoglio’s werk. Opvallend detail: op alle foto’s speelt een ironische glimlach om Beppe’s lippen. Ha! Ook in de essays van Valter Boggione die Edoardo Borra ons cadeau heeft gedaan – La sfortuna in favore – komen Fenoglio’s gevoel voor humor en ironie ter sprake. In zijn verhalen en romans, die op het eerst gezicht particulier lijken, maar universeel zijn, klinkt vaak een bevrijdende lach. Boggione:

‘De afstand tot de feiten die verteld worden, de aard ervan, traditionele vertellingen, geven hem alle privileges van de aedo, van de bard: alwetendheid, zeker, maar ook en vooral ironie […].’

We krijgen het gevoel dat we onze auteur – nu precies 50 jaar geleden overleden – echt beginnen te kennen, dat deze foto’s, de verhalen van Edoardo, de essays van Boggione ons toestemming geven onze eigen taalvondsten te doen, we krijgen het vertrouwen dat onze taal zijn taal recht zal doen. Ik neem een kriebel in mijn binnenste waar… Het zal toch niet zo zijn dat ik hier en nu verliefd ben geworden op Beppe, met zijn stoute blik en zijn ironische mond?

Ik krijg niet de tijd lang bij dit gevoel te verwijlen, want na ons bezoek aan de privékamers hebben we een lang gesprek met Giulio Parusso, een vroegere perschef van de gemeente Alba die alles lijkt te weten over het leven in Alba en de Langhe in de jaren dat Fenoglio daarover schreef. Hij vertelt ons over de verschillen tussen de dialecten die pa en ma F. spraken, dat bij de Fenoglio’s thuis het dialect van Alba werd gesproken en dat dat erg afwijkt van het dialect in de alta langa, waar Beppe de vakanties doorbracht en waar veel van zijn verhalen zijn gesitueerd, en hoe Fenoglio al die dialecten naar zijn hand zette, en wat er origineel was aan zijn werk. Een verhaal met veel voorbeelden. We zijn erg blij met hem, want we mogen hem e-mailen met vragen als we aan een nieuwe vertaling beginnen. Hij beheerst verschillende dialecten en de regionale taalvariant die in Piemonte wordt gesproken. Een ideale bron voor ons.

Wat een geweldige reis is dit! Ik voel me nu zoveel zekerder van mijn zaak, weet waarom ik juist dit werk wil vertalen, wat me erin aantrekt, wat belangrijk is voor onze vertaalstrategie- en keuzes.

We hebben een week lang de sfeer van Fenoglio’s Langhe opgesnoven, de taal geproefd, verhalen en plekken in ons geheugen gegrift.

We hebben mensen leren kennen op wie we altijd een beroep mogen doen als we met een vertaalprobleem zitten.

En last but not least: we kunnen, terug in Amsterdam, De Bezige Bij van een goed onderbouwd advies voorzien voor het kiezen van een tweede uitgave van Fenoglio’s werk. Dat worden La malora en La paga del sabato, twee novelles die in de Langhe, op het boerenland, spelen, maar die, anders dan Een privékwestie, niet over de Resistenza (het verzet) gaan. Wat wil een vertaalmens nog meer?

Pietha de Voogd
Compiano (Italië), 25 juli 2013
Pietha de Voogd en Mieke Geuzebroek

Meer recente reisverhalen:

Schrijver

Pietha de Voogd

Pietha de Voogd is literair vertaler Italiaans. Sinds vijftien jaar vormt ze een vertaalduo met Mieke Geuzebroek. Ze vertaalden onder meer al het werk van de door Pietha tijdens een reis naar Ligurië ‘ontdekte’ Francesco Biamonti.

Bekijk alle weblogs van Pietha de Voogd