weblog

Een verslag van het Boswell Book Festival

Wanneer een stiff upper lip gaat trillen

Pieter van Os – 22 juni 2023

Eigenlijk was ik slechts uitgenodigd voor één event. Iemand zou me ondervragen over mijn eigen, in het Engels vertaalde boek. Maar een uitnodiging om naar Schotland te komen krijg ik niet dagelijks. Eerlijker: zo’n uitnodiging had ik nog nooit gekregen. Bovendien weet ik niet zeker of een volgend boek van mij ooit in Engelse vertaling zal verschijnen. Dus besloot ik het ervan te nemen en het hele Boswell Book Festival bij te wonen. Ik kon toch ook naar andere schrijvers gaan luisteren? Met ze dineren, lezers aanschieten, Schotland zien?

Of, nou ja, Schotland… Dumfries House, een prachtig, classicistisch landhuis in het zuidwesten van het land. Want ik zou ik het landgoed uiteindelijk het gehele festival niet verlaten. Het aanbod was simpelweg te aantrekkelijk.

Het Boswell festivalterrein.

En nog mooier: je kunt vanaf Amsterdam met de trein naar Auchinleck, op een paar kilometer van het landhuis. Dus van dat ene evenement waarvoor ik was uitgenodigd maakte ik zeven dagen. Vier om heen en weer te reizen, drie voor het festival zelf.

Die laatste kilometers van het kleine treinstation van Auchinleck naar Dumfries House mocht ik, uitgenodigd auteur, natuurlijk niet lopend afleggen. Ik kreeg een lift van twee van de vele vrijwilligers van het festival. Later bleken de twee exemplarisch voor de veelal oudere, allerhartelijkste dames die zich inzetten voor het boekfestival. In een kort gesprek kreeg ik al direct hun wereldbeeld mee: 1: Schotse onafhankelijkheid is baarlijke nonsens, economisch zou het een ramp betekenen. 2: De kroning van Charles III, een week eerder, was een geweldig spektakel. 3: Lady Di was een verschrikkelijk schepsel - en prins Harry ‘takes after her’.

Tegelijk ging het ook direct al over boeken, veel boeken. En zeker niet alleen die passen in het gegeven wereldbeeld. Zo waren beide dames onder de indruk van én tamelijk geschokt door de bevindingen van Simon Kuper, de in Parijs wonende Brit die de middelbare school in het Nederlandse Leiden doorbracht. Hij schreef Chums. How a Tiny Caste of Oxford Tories Took Over the UK. Ook hij was in Dumfries House. De grootste van de twee tenten op het festivalterrein zou de volgende dag afgeladen vol zijn toen Kuper op een podium losjes vertelde over zijn sociologische bevindingen. Conclusie, ook van het gesprek met de zaal: het UK was allesbehalve een meritocratie.

Pieter van Os (r) met Simon Kuper (l).

Het festival gaat er prat op ‘The Worlds Only Festival of Biography & Memoir’ te zijn. Het voorbeeld van Kuper illustreert hoe ruim de organisatoren de begrippen biografie en memoires opvatten. En gelukkig maar. Daar komt bij dat de organisatie een frisse kijk heeft op welke boeken ‘serieus’ genoeg zijn voor een festival gewijd aan biografieën en memoires. De beste verteller die ik op het festival hoorde, Michael Morpurgo, is bijvoorbeeld een kinderboekenschrijver. (Hij was in Dumfries House om te spreken over zijn The Boy Who Would be King, een dun boekje over prins Charles, de huidige koning Charles III.) Ook konden de honderden, zo niet duizenden bezoekers naar een interview met Esme Young, een zeventiger die in de UK bekendheid geniet als jurylid in het razend populaire tv-programma The Great British Sewing Bee. Ja, sewing. Het gaat hier om het naaien van patronen en, uiteindelijk, kledingstukken. Young schreef een boek: Behind the Seams.

Als de bezoekers dit te licht of futiel vonden, konden ze naar James Fergusson. Die vertelde over de waterhuishouding van Israël en Palestina onder de titel: op zoek naar de rivier de Jordaan. Ondertitel van zijn boek: A Story of Palestine, Israel and the Struggle for Water. Naast hem op een podium zat de Palestijnse schrijver en advocaat Raja Shehadeh (ik was nét niet de enige buitenlander) die het boek schreef: We hadden vrienden kunnen zijn, mijn vader en ik.

Dus al gaat het op het Boswell Book Festival altijd om non-fictie, vaak gericht op levensverhalen, het aanbod is ongelofelijk divers. Het publiek bleek dat eveneens, qua sociaal-economische achtergrond, leeftijd en interesses. En ik heb nu nog niet eens society-kapper genoemd die een boek schreef – en erover vertelde – of de Schotse kunstenaar, Lachlan Goudie, die zich had gewaagd aan een geschiedenis van de Schotse kunst. All of it. Laat staan de jonge metselaar, Beatrice Searle, die vertelde over de 600 kilometer lange wandeling die ze in Noorwegen had afgelegd, terwijl ze een steen van 40 kilo achter zich aansleepte. Waarom? Ze had niet voor niets tweehonderd bladzijden nodig om dat uit te leggen en 50 minuten in de ‘Tapestry room’ van Dumfries house, dus ik ga haar relaas geen geweld aandoen door het nu in één of twee zinnen samen te vatten.

De tapestry room van Dumfries house.

Ik mocht in dezelfde, prachtige ruimte vertellen over Liever dier dan mens (Prometheus), mijn eigen boek dat in Nederland werd bekroond met twee prijzen: de Brusseprijs voor het beste journalistieke boek en de Libris Prijs voor het beste geschiedenisboek. Eerder dit jaar kwam kwam het ook in het Verenigd Koninkrijk uit, in vertaling van David Doherty en uitgegeven door Scribe Publications. Ik vertelde eerlijk dat het mijn eerste boek was dat een paar lezers had bereikt. Van een eerder boek, Wij begrijpen elkaar uitstekend, ging de eerste druk al in de ramsj. Anna Somers Cocks, de journaliste en oud-hoofdredacteur van The Art Newspaper die me interviewde, wist direct een verklaring: “Dat ging over de relatie tussen pers en politiek niet? Beide beroepsgroepen zijn te gehaat. Daar kan niemand zich mee identificeren.”

Wow, zo makkelijk was mijn falen nog nooit verklaard. Dat smaakte naar meer. En dus murmelde ik na de geslaagde bijeenkomst nog iets over een andere Nederlandse auteur, een populaire: Joris Luyendijk. Die had wél groot succes gehad met een boekje over pers en politiek. Titel: U heeft het niet van mij, maar…

Somers Cocks: “Maar ik weet zeker dat hij daarin óf journalisten onder uit de zak gaf, óf de politici.”

God, dat is waar. “Beide beroepsgroepen! Ik schreef met empathie over het journaille en de volksvertegenwoordigers.” Somers Cocks: “Dat is natuurlijk vragen om problemen.”

Wat kan de blik van een buitenstaander, iemand die niet eens de taal kent waarin je boeken zijn geschreven, toch verfrissend zijn. En troostend, in dit geval. Self-serving, zullen Britten zeggen. Tegelijk kunnen buitenlanders je ook vertellen hoe jouw boek ‘klinkt’ in de taal waarnaar het is vertaald. Zoals het Engels. We concludeerden dat Liever dier dan mens in ieder geval een titel is die meer intrigeert dan het tamelijk generieke Hiding in Plain Sight. Sterker, wie op die Engelse titel zoekt zal niet snel uitkomen bij mijn boek. Die belandt eerst bij allerlei werken over volstrekt andere onderwerpen, als huiselijk geweld, beroemde, tijdens hun leven niet uit de kast gekomen homoseksuelen, en zelfs een boek over Donald Trump ‘And the erosion of America’.

Diverse boeken, met vooraan in het midden Hiding in Plain Sight.

Om niet eindeloos uit te wijden zal ik niet al die andere kleine inzichten delen uit een weekeinde vol vergezichten, gegeven door lezers en collega-auteurs. Ik voelde me bevoorrecht rond te mogen lopen op het landgoed en het prachtige monumentale gebouw dat ooit is gebouwd door en voor maatschappelijk bevoorrechten.

Ik was zo verguld door privilege dat ik op de slotdag besloot naar een evenement over het huis zelf te gaan. Het droeg de omineuze titel: “Three Cheers for His Majesty The King”. Ik weet zeker dat ik eerder in mijn leven nooit vrijwillig naar een evenement was gegaan die zo’n titel draagt. Toch bleek deze bijeenkomst zeer aan mij besteed.

Een van de sprekers was de echtgenoot van de directeur van het festival. Deze James Knox, een oudere dandy in doen en laten, vertelde het publiek over het ‘redden’ van Dumfries House. In 2007 dreigden de achttiende-eeuwse meubels op een veiling te belanden en, nog erger, niemand leek over het geld te beschikken om het vervallen, afgebladderde landhuis te renoveren. Om een lang verhaal kort te vertellen: Knox zocht en vond een consortium kapitaalkrachtige Britten (zeker niet alleen Schotten) om, onder leiding van prins Charles, het achttiende-eeuwse landhuis te kopen. Prijs: 45 miljoen pond. De liefdadigheidsinstelling van de prins betaalde bijna de helft van dat bedrag.

Maar kopen was slechts de eerste stap. De grootste hindernis bestond uit de onderhoudskosten. James Knox en zijn mensen kregen het uiteindelijk voor elkaar om het huis zelfvoorzienend te maken. Inmiddels bezoeken jaarlijks duizenden Schotten, vooral uit de omgeving, het landhuis en de tuin.

James Knox tijdens een van zijn speeches.

Tijdens Knox’ praatje begreep ik waarom de genodigde auteurs dagelijks lunchten onder aquarellen van prins Charles, de huidige koning. Van groter belang: ik leerde zien dat de stiff upper lip in een verhaal over het redden van een landhuis opeens kan gaan lubberen – en niet zo’n beetje ook, op een manier die in Nederland zelden voorkomt. De keurige, grappige, spitsvondige James Knox, die de auteurs alle avonden trakteerde op geestige, zij het enigszins gevoelsarme toespraken, liep plotseling vast tijdens het vertellen over de poging Dumfries House voor de ondergang te behoeden. Huilde hij nou? Mensen schoven op hun stoel om hem beter te kunnen zien. En ja, hij huilde. Een paar keer kon hij niet verder met praten. Daar en op dat moment wist ik: dit is het mooiste boekenfestival dat ik ooit heb bezocht.

Schrijver

Pieter van Os

(1971) is een Nederlandse schrijver en journalist. Zijn artikelen verschijnen voornamelijk in NRC Handelsblad en De Groene Amsterdammer. In 2020 won hij de Brusseprijs, de jaarlijkse prijs voor het beste Nederlandstalige journalistieke boek, met Liever dier dan mens (2019, Prometheus).

Bekijk alle weblogs van Pieter van Os