nieuws

In memoriam

Remco Campert

14 juli 2022

Met Remco Campert (1929-2022) verloor de Nederlandse literatuur een van haar meest geliefde schrijvers. Hij schreef gedichten, verhalen, romans, novelles en columns, en werd in 1976 bekroond met de P.C. Hooftprijs voor poëzie, in 2011 met een Gouden Ganzenveer en in 2015 met de Prijs der Nederlandse Letteren voor zijn gehele oeuvre. Vanwege zijn grote staat van dienst ontving Campert sinds 2004 een eregeld van het Nederlands Letterenfonds.

Aan het begin van zijn literaire loopbaan raakte Campert bevriend met de toenmalige nieuwe experimentele generatie dichters, de Vijftigers, waar hij zich bij aansloot. Samen met zijn schoolvriend Rudy Kousbroek richtte hij het tijdschrift Braak op, waarin hij werk publiceerde van zijn (iets oudere) tijdgenoten Lucebert, Gerrit Kouwenaar en Bert Schierbeek. In 1951 publiceerde hij zijn eerste dichtbundel, Vogels vliegen toch. In vergelijking met de poëzie van zijn experimentele vrienden was de toon van Campert toegankelijk, los en vrij, een beetje zoals hij zelf in een gedicht de jazzmuzikant Chet Baker typeerde: “Zijn stem is een zachte regen / als de kleine voeten van het vreemde meisje / op het mollige tapijt.”

Jazz was een van de thema’s van zijn werk, net als de liefde en de poëzie zelf (“Poëzie is een daad van bevestiging”). Zijn gedichten lezen als persoonlijke, lyrische dagboekaantekeningen uit een bestaan waarin veel gedronken en getobd werd, maar waar ook plaats was voor relativering. Dat laatste kwam vooral door zijn schitterende, ingehouden stijl waarin elk woord precies op zijn plaats stond en zo het gewenste effect bereikte. Een van zijn beroemdste romans is Het leven is vurrukkulluk (1961), voorzien van een motto van M. Nijhoff: “Zij zingen, nijgen naar elkaar en kussen / Geenszins om liefde, maar om de sublieme / Momenten en het sentiment daartussen.” Het boek vertelt het verhaal van Boelie en Mees en Panda, twee flierefluitende vrienden die samen met het door hen beiden begeerde meisje Panda hun tijd spenderen aan niets doen en daar zoveel mogelijk van genieten. Ze hebben daarbij geen scrupules want ze beroven in het park een oude man en geven van het geld dat ze daarbij bemachtigen een onvergetelijk feest, al hangt de wereld om hen heen aan elkaar van list en bedrog.

In zijn latere proza bleef Campert laveren tussen donkerheid (zoals in het boekenweekgeschenk Sombermans actie, 1981) en humoristische lichtheid (zoals in de ode aan het geluk, Gouden dagen, 1990, en de relatieslapstick De Harm en Miepje Kurk Story, 1983). Indringend is de autobiografische schets Over mijn vader, waarin hij vertelt over het leven van zijn vader, de journalist en dichter Jan Campert, die hij nauwelijks kende en die in een Duits concentratiekamp overleed na te zijn gearresteerd vanwege verzetswerk. Ondanks diens beroemde gedicht ‘Het lied der Achttien Dooden’, een van de eerste uitgaves van De Bezige Bij, is zijn vader altijd een schim voor hem geweest die hij toch nabij bracht in dit kleine en ontroerende boekje.

Twee latere boeken van zijn hand, Een liefde in Parijs (2004) en Het satijnen hart (2006), waren grote successen. In deze romans heeft hij herinneringen verwerkt aan de tijd dat hij een jonge dichter was die in Parijs aansluiting en inspiratie probeerde te vinden. Ook in andere boeken keek hij terug, zoals in de dichtbundel Nieuwe herinneringen (2007): “Antwerps meisje / dat ik in mijn hart draag / wat heb ik toch gedaan / met mijn leven.” Sinds enkele jaren schreef Campert niet meer, al verschenen er soms nog enkele notities van hem in de Volkskrant. Zijn naam is een begrip in Nederlandse letteren, zijn werk is een bron van inspiratie voor jongere collega’s.

De eregeldcommissie formuleerde dat destijds, in 2004, als volgt:

Als er zoiets bestaat als Hollandse nuchterheid dan is Remco Campert gedurende een lang literair leven de vertolker van die geesteshouding, zowel in zijn poëtische oeuvre als in zijn proza. Camperts observaties tonen een groots gevoel voor het kleine en alledaagse, geboekstaafd door een nuchtere en ontnuchterende waarnemer die zichzelf zoveel mogelijk wegcijfert. Die houding maakt hem niet uniek, maar uniek, persoonlijk en onvervreemdbaar Campert is de toon waarop hij dat doet.

En vervolgde: “Campert waagt zich al een literair leven lang niet graag in het leven van alledag, maar ontkomt daar ook niet aan: die wrijving vinden we voortdurend in zijn werk terug. Ook tijdens de vele optredens van Campert als podiumdichter of (uiterst humoristisch) radio-entertainer is Campert een verre van gretige, bijna verlegen, terughoudende performer, die desondanks een onvergetelijke indruk maakt. De laatste jaren is het dezelfde Campert die om de dag in zijn Volkskrant-column zijn kenmerkende, meeslepende nuchterheid vertoont. Campert heeft op de naoorlogse, Nederlandse literatuur een duidelijk, persoonlijk stempel gezet.”

Het bestuur van het fonds sloot zich daar in de toekenningsbrief graag bij aan en roemde de manier waarop Campert in zijn “gedichten en verhalen telkens heel treffend de wrijving, de confrontatie tussen idealen en de vaak desillusionerende werkelijkheid weet te beschrijven. De toon waarop u dat doet is uniek - het understatement, de ironie en de zelfcorrectie zijn effectieve middelen waarmee u op humoristische wijze kritiek levert op maatschappelijke aspecten. In uw Volkskrant-column komt een combinatie van uw kwaliteiten naar voren; scherpe observaties van het alledaagse, maatschappelijke betrokkenheid en stilistisch meesterschap. Naast waardering voor uw literair oeuvre waarderen commissie en bestuur ook uw jarenlange inzet voor Poetry International en de pen.”

cover biografie

Mirjam van Hengel publiceerde in 2008 Een knipperend ogenblik. Het leven van Remco Campert bij De Bezige Bij. Voor het schrijven van deze biografie ontving ze een beurs van het Letterenfonds. Remco Campert vroeg en ontving van het fonds alleen in de jaren zestig enkele stipendia (zoals de werkbeurzen toen nog heette). Daarnaast ontving hij aanvullende honoraria voor Fabeltjes vertellen, Mijn leven’s liederen, Tjeempie! of: Liesje in Luiletterland, Op reis, De Harm & Miepje Kruk story, Scènes in Hotel Morandi en Wie doet de koninging.

Vertalingen van zijn werk verschenen in een aantal talen, maar helaas vond Campert in het buitenland niet dezelfde erkenning als in het binnenland. Wel waren de Duitse vertalingen van Een liefde in Parijs en Het satijnen hart succesvol (Arche Verlag, vertaling Marianne Holberg) en zijn gedichten verschenen in talloze bloemlezingen in vele landen. Aparte selecties van zijn poëzie werden gepubliceerd in Duitsland, Engeland, Amerika, Griekenland, Indonesië, Zweden en Spanje.

vijf covers vertalingen

Enkele relevante links