Lezing Max Porter
Mensenwerk: gedachten over vertalen
Max Porter en Saskia van der Lingen – 28 januari 2021
Ik denk dagelijks na over vertalen, want dat is voor mij een manier om over allerlei andere zaken na te denken. Het vertalen van ideeën over sociale en politieke grenzen heen, over de grenzen van de tijd. Het vertalen van ongemak in angst, van onvrede in onverdraagzaamheid, van gerechtvaardigde bezorgdheid in ongerechtvaardigde beweringen, propaganda, haatzaaierij. Het vertalen van gewone mensentaal in psychobabbel, van ideeën in code, van boosheid in activisme. Het vertalen van het ene domein, bijvoorbeeld dromen, in een ander, bijvoorbeeld opvoeding. Van een gedachte in een geschrift. Van een vermoeden in een drijfveer. Van paniek in een lijstje. Van iets vaags in iets helders. Van iets individueels in iets gemeenschappelijks.
Ik denk aan het vertalen van beeld in tekst. Van een pennenstreek in een digitale code. Van een solo in een samenwerking. Van een roman in een filmscript. Van Engels in het Mandarijn, van Russische straattaal in het Baskisch en weer terug, en zo verder, want ik associeer vertalen met ertussendoor glippen, met reizen zonder grenzen, met verplaatsing, soepelheid, behoedzaamheid en liefde, maar ook met gevaar, kwetsbaarheid, misbruik, luiheid, toondoofheid, censuur.
Als ik nadenk over hoe dingen, gebaren en relaties in elkaar zitten, gebruik ik een manier van denken die ik aan vertalen ontleen.
Maar nu ter zake:
Ik denk dat vertalen een heel bijzonder aspect is van het menselijk leven hier op aarde. Zelf ben ik helaas ééntalig, dus het voorrecht, de gave om te kunnen lezen wat in andere talen geschreven is vind ik iets verbijsterends. Ik heb grote bewondering voor vertalers. Hun genie stelt mij in staat zo breed mogelijk te lezen. Ik woon op een eiland dat met de rest van de wereld een moeizame relatie onderhoudt, die wordt gekenmerkt door uitbuiting en plundering en een koppige – volgens sommigen psychopathische – weigering om te luisteren naar de verhalen van anderen. Een eiland waar slechts weinigen vertalingen lezen, wat duidt op gebrek aan belangstelling voor wat elders gebeurt. In dat opzicht ben ik atypisch. Ik heb een onstilbare honger naar reizen, op papier. Ik smacht ernaar om kennis te nemen. Bijvoorbeeld van een radicaal-feministische vertaling van een Vietnamese dichter die me – via de literatuur – een blik gunt op een wereld die ver van mij af staat maar toch zeer relevant is voor de mijne. Of te genieten van het lezen van Dostojevski, en dat ik me dan afvraag of ik, omdat ik geen Russisch ken, eigenlijk wel echt Dostojevski lees. En de verrukkelijke vragen waar we allemaal mee worstelen: Wat is een authentieke versie? Waar is de stem van de schrijver gebleven? Hoe liggen de machtsverhoudingen in een vertaling? Wie verdient de credits voor deze zin, voor deze constructie, voor het overbrengen van de genuanceerde gedachtegang van een driehonderd jaar geleden in een andere taal verzonnen personage naar mijn hersenen, die ze al lezend en verwerkend en zich ontwikkelend weer vertalen in een gedachtegang die ik me eigen maak?
Ik denk dat vertaald worden het interessantste en meest nederig stemmende aspect is van mijn werk als schrijver. Ik denk dat mijn Nederlandse vertaler een meester is in die kunst. Dat maak ik op uit de vragen die ze stelt, de oplossingen die ze voorstelt voor de vertaalproblemen die zich soms voordoen. Uit wat ze behoudt en wat ze op intelligente wijze aanpast, wat ze Brits laat en wat ze Nederlands maakt. Uit haar vertrouwen in mij, waardoor ik vertrouwen heb in haar, waardoor het een samenwerking wordt.
Ik denk dat de driehoeksverhouding tussen uitgever, vertaler en schrijver heel belangrijk is. Net als het vierkant dat ontstaat als we de driehoek openen om de lezer erin op te nemen. Verbinding en voortschrijdende communicatie in alle richtingen is van vitaal belang.
Vanuit mijn voormalige positie als uitgever denk ik dat vertalingen niet aan dezelfde tijdsdruk onderworpen zouden moeten zijn als oorspronkelijke werken. De vertaaldaad verzet zich tegen de haast, onzorgvuldigheid en wurgende economische eisen van de moderne uitgeefpraktijk. Gun de vertaler zijn traagheid, de kans om te heroverwegen, een woord nog eens op te zoeken, om aan de auteur te vragen: Ik zie je punt, maar het woord dat je gebruikt heeft in het Nederlands een barsheid, een grofheid, een connotatie van ziekte misschien zelfs, die je denk ik niet bedoelt, dus stel ik dit alternatief voor, iets minder poëtisch, iets minder romantisch misschien, maar daarmee behouden we de tederheid die de kern van deze dialoog vormt, en voor iemand van de leeftijd en gevoeligheid van het personage is dít denk ik het juiste woord.
En dan zegt de schrijver: Dank je, doe maar. En ze wisselen inzichten en gevoelens uit over hoe taal in deze roerige en interessante wereld werkt. Dat kost tijd, en dat moet ook. En de uitgever moet dat faciliteren en er ook zijn of haar zegje over doen, en zo’n trialoog verrijkt het boek.
Ik denk dat het keer op keer herhalen van slogans tot ze alle betekenis verliezen een populistische aanpak is. Sla plat, versimpel, herhaal, hamer het de lezer in zijn kop en gebruik taal als knuppel. Dat is een totalitaire strategie die je tegenkomt in de echte en de virtuele werkelijkheid, vroeger en nu, en daarom moeten we vertalen gaan zien als verzetsdaad. Als de goede strijd.
Geef ruimte aan gelaagdheid. Luister. Wees opmerkzaam. Doe moeite, leef je in en wees sensitief. Ontsluit betekenis, in plaats van die op slot te doen. Omhels meerduidigheid in plaats van die te vrezen en bestrijden. Aanvaard veranderlijkheid. Omhels de nuance, en de wonderschone complexiteit van onderlinge verbanden.
Ik denk dat de uitgever vele taken heeft. In de eerste plaats om te knokken voor vertaalde literatuur, met alles wat er extra bij komt kijken, de wellicht lagere commerciële opbrengst. Ik denk… ik waag te beweren dat het uitgeven van vertalingen bijdraagt aan het hoognodige verzet tegen de totale onderwerping van het cultuurbedrijf aan de commercie. Tegen de meedogenloze aanpassing aan de mal van groei, imitatie, winstbejag… Misschien wil ik wel beweren dat vertalen en alles wat ermee samenhangt een tijdcapsule vormt. Kunst omwille van de kunst? Een menselijker maat?
Ik denk dat ik nog maar eens ga herhalen dat vertalen een schoolvoorbeeld is van woorden zonder grenzen, een vrij verkeer van taal en ideeën zoals er een vrij verkeer van mensen zou moeten zijn. Het is niet voor het eerst dat ik tegenover een continentaal Europees publiek mijn geloof daarin verkondig en om vergiffenis smeek voor de schurken die mijn land regeren en zelf helaas niet om vergeving vragen.
Als ik me door zo over vertalen te spreken schuldig maak aan romantische neigingen of utopisch idealisme, dan is dat omdat we allemaal met eigen ogen kunnen zien wat er gebeurt als het tegenovergestelde de norm wordt, in de media, in informatieoorlogen, in het publieke debat.
Maar goed, terug naar het verrukkelijke harde werk van de uitgever, die leurt met zijn of haar commercieel misschien niet zo interessante Japanse roman. Zijn of haar ontzettend belangrijke Bulgaarse geschiedenis van de communistische onderdrukking. Zijn of haar vertaling van de gedichten van Emily Dickinson in het Koreaans, die nog altijd op zich laat wachten.
Wat doet een uitgever, nadat de vertaalrechten zijn aangekocht? Allereerst een goede vertaler kiezen! Het gesprek tussen schrijver en vertaler faciliteren. Plus contact onderhouden met de agent. Plus de oorspronkelijke uitgever. Plus eventuele subsidieverstrekkers en fondsen. Ze allemaal achter de broek zitten. Zijn of haar collega’s van de afdeling productie tevreden houden, de afdeling PR tevreden houden, zorgen dat ze allemaal krijgen wat ze nodig hebben aan planningen, materiaal, voorbeelden, kopij, omslagontwerpen; zich storten in het drukke e-mailverkeer van het moderne, marktgestuurde uitgeefbedrijf, iederéén tevreden houden, het bizarre ongrijpbare droombeeld van ‘DE LEZER’ in het achterhoofd houden, prijzen winnen en op lunches trakteren, publiciteit zoeken, maar vooral ook de schrijver en de vertaler in bescherming nemen tegen de malende molens van de uitgeverswereld. Hun creatieve vrijheid behoeden, vechten voor tijd en ruimte en zorgvuldigheid in een soms overhaaste en verkrampte en onverschillige bedrijfstak. Hun de rust gunnen om lange gesprekken te voeren over woorden. Over of een Nederlands personage ‘Verdorie’ zou zeggen of ‘Godverdomme’.
Het gaat om vertrouwen:
Ik denk dat ik erop vertrouw dat vertalers de vreemde dingen die ik heb geschreven adequaat weergeven in een taal die ik niet machtig ben. Ik vertrouw erop dat zij recht doen aan de tederheid of botheid of grofheid of rampzalige ellende van mijn personages. Ik vertrouw erop dat het niet hetzelfde zal zijn, want dat is een zinloze onmogelijkheid, maar overeenkomstig genoeg, of op een interessante manier anders, of over het geheel genomen getrouw, of oprecht, of geen shit; ik vertrouw erop dat zij wat ik met zo veel zorg heb gemaakt niet veranderen in shit.
Ik denk gewoon dat vertalen heel erg interessant is. Het is een heel complex proces. Ik ben maar een amateur, hoe ik me met mijn ene taal in het onderwerp verdiep is hopeloos ontoereikend en ik maak dankbaar gebruik van de inzichten van anderen. Maar de beste stukken over of van vertalers die ik heb gelezen gaan ook over neokolonialisme, over hoe subjectief het is om iets tot anders of vreemd te verklaren, over macht, deconstructie, feminisme, marxisme, tijd en geld, auteurschap en authenticiteit, bekroningen en lof en noeste arbeid. Ik denk dat als je gedachten over vertalen verzamelt van verschillende schrijvers van over de hele wereld, je een steeds beter levendig en interessant beeld krijgt van wie wij zijn als denkende en voelende wezens.
Ik denk aan hoezeer vertalingen van elkaar kunnen verschillen. Soms zijn ze wereldveranderend, soms doen ze niet meer dan saai auteursrecht verslepen van de ene suffe toestand in de volgende, soms zijn ze bevrijdend, soms drijven ze je in het nauw, soms worden ze gewoon gemaakt om de huur te kunnen betalen.
Een mooie uitspraak van vertaler Kate Briggs:
Wat zijn de zelfzuchtige, persoonlijke motieven die iemand ertoe zouden kunnen aanzetten zich met vertalen bezig te houden, los van het algemene belang dat een vertaling dient? En om je er voor langere tijd mee bezig te houden – want vertalen kost veel tijd? Ikzelf heb het in elk geval nooit zozeer voor het algemeen belang gedaan. Ik vertaalde een gecanoniseerde schrijver met een gevestigde reputatie. Ik had geen speciale bedoeling met mijn vertalingen – niet op de manier waarop ik andere vertalers de vertaaldaad soms bewust zie inzetten als een vorm van taalactivisme.
Ik denk dat we onszelf – of in elk geval jullie, vertalers en uitgevers, jezelf kunnen toestaan in verheven termen na te denken over wat jullie werk betekent, en waarom jullie het doen, en welke rampspoed de beschaving zou treffen als jullie ermee ophielden.
Een mooie uitspraak van vertaler Daniel Hahn:
Of je het fijn vindt of niet, het werk van vertalers brengt mensen samen, en in mijn optiek is dat Iets Goeds. Vertalen vereist niet alleen een geloof in oprechtheid en grootmoedigheid en empathie, het is er ook een uiting van. Zoals ik zeg, de overtuigingen waarop vertalen is gebaseerd, zijn in abstracte zin hoogstaand, maar dat wil niet automatisch zeggen dat ik me als professioneel vertaler laat leiden door bepaalde onweerlegbare morele principes. Het gaat er meer om dat ze me herinneren aan iets veel groters en simpelers: dat ik als mens dergelijke morele principes heb, en het vermogen om ernaar te handelen. We kunnen allemaal meer doen.
Ik denk dat vertalen een nuttige correctie biedt op opvattingen over correctheid, perfectie, officiële waarheden. Vooral voor ons hier in het Westen, die hebben witgewassen, gestolen, onze versie aan anderen hebben opgedrongen, hebben uitgeroeid en uitgebuit, en vaak niet durven erkennen dat versies van gebeurtenissen, betekenissen van woorden en de mogelijkheden van taal niet eenduidig zijn.
Een mooie uitspraak van dichter en vertaler Don Mee Choi:
Ik denk dat ik het om te beginnen al verkeerd deed omdat ik Koreaans was. Toen ik net in de Verenigde Staten woonde, probeerden mensen voortdurend mijn spelling en uitspraak van het Engels te corrigeren. Mijn Brits-Engels klonk verkeerd, omdat het uit een mond kwam die in een onverwacht gezicht zat, een verkeerd gezicht. Dus vandaar dat ik zo geboeid ben door dingen die misplaatst zijn, verkeerd. En vertalingen zijn per definitie verkeerd want ze zijn niet het origineel. Maar zoals u weet, wordt ook niet elk origineel als perfect beschouwd. Sommige originelen zijn om te beginnen al verkeerd.
Ik denk dat we heel goed moeten bedenken waar we het over hebben als we het hebben over vertalen. Ik ben een groot bewonderaar van dichter en vertaler Sophie Collins, die de gemakzuchtige opvatting van vertalen als iets wat vreugde schenkt ontmaskert door het te hebben over noties als ongemak, onzekerheid, mankementen en mislukking. Er schuilt iets verraderlijks in betogen die beweren dat vertalen simpelweg een genoegen is, schrijft ze, en dat verraderlijke zit hem in genderpolitiek.
Een mooie, manifestachtige uitspraak van haar:
De machtsdynamiek tussen brontekst en broncultuur, tussen vertaler en doelcultuur, is variabel en uitermate complex. Het is van vitaal belang in te zien dat de vertaaldaad niet simpelweg een vorm van dienstverlening is die toegang verschaft tot teksten uit andere culturen of tijdperken, maar een daad van politieke beïnvloeding en manipulatie.
Ik denk dat we telkens wanneer we het werk van vertalers lezen, geconfronteerd worden met iets heel belangrijks dat we misschien breder zouden moeten toepassen, in de hele literatuur, in het hele cultuurbedrijf, in het hele politieke stramien van de samenleving.
Een mooie uitspraak van schrijver en vertaler Deborah Smith:
Literair vertalen kan cultuurimperialisme zowel bestrijden als bestendigen; we moeten ons als vertalers voortdurend bewust zijn van onze eigen vooroordelen, en van het veelvoud aan invalshoeken die worden bepleit door mensen met andere vooroordelen en doelstellingen dan de onze. Ik hoop dat we met zijn allen steeds over vertalen in gesprek blijven, omdat er altijd meer over te zeggen valt, in de eerste plaats wat een genoegen het is, en omdat we de koppen bij elkaar moeten steken als we ervoor willen zorgen dat het zijn potentieel waarmaakt – hegemonieën doorbreken, verschillen overbruggen zonder ze te verdonkeremanen en de mythe van het eenzame genie ter discussie stellen – en om tegelijkertijd steeds nieuw publiek kennis te laten nemen van stemmen en gezichtspunten die anders dreigen te worden gesmoord of overstemd.
Ik vind het mooi dat we steeds kunnen blijven leren. Neem de Odyssee. Toen ik klein was, was het mijn lievelingsboek, de tekst vervat in smaakvolle plaatjes. Kijk, daar heb je hem, de knappe Odysseus met zijn witte gezicht en netjes getrimde baard, zo weggelopen uit een Disneyfilm. Hoeveel Odysseusen heb ik sindsdien niet leren kennen, in tekst en beeld en theoretische verhandelingen? Dé Odysseus bestaat niet, er zijn eindeloos veel versies, de vertaling is een spiegel van de tijd. Een negentiende-eeuwse gespierde christelijke versie in een vertelling die de nadruk legt op heroïek, mannelijkheid en list. Een eenentwintigste-eeuwse feministische versie die de nadruk legt op zijn ijdelheid, zijn zwakte en zijn afhankelijkheid van de kracht, het geduld en de intellectuele virtuositeit van vrouwen.
Er is een mooie uitspraak van Emily Wilson, die de Odyssee onlangs opnieuw vertaalde. Ik vind het fijn dat ze dit nú zegt, nu Europese regeringen, inclusief de Griekse, kanonneerboten inhuren om te voorkomen dat er mensen op hun kust aan wal gaan. Geen helden meer. Geen veilige ontsnapping aan de toorn van de klimaatgoden, of voor de slachtoffers van de oorlogen ver van ons bed die wíj beginnen, of financieren. Ze zegt:
Het gedicht gaat in de eerste plaats over de plicht om vreemdelingen in je huis te verwelkomen, met alle risico’s van dien. Ik hoop dat mijn vertaling hedendaagse lezers helpt dit buitenlandse gedicht gastvrij te verwelkomen, met alle warmte, nieuwsgierigheid, openheid en argwaan die daarbij nodig is.
Ik denk dat vertalen ons kan leren hoe we moeten leven. Het is een radicale daad. Onze toekomst zou er weleens van kunnen afhangen.
Een mooie uitspraak van Mahdu Kaza: De onmogelijkheid van het vertalen is niet een probleem dat moet worden overwonnen, net zo min als het anders-zijn van een immigrant, een vluchteling of iedereen die als vreemdeling wordt beschouwd een anders-zijn is dat moet worden overwonnen. Het moet juist liefdevol worden verwelkomd. Vertalen kan een daad van gastvrijheid zijn waaruit het besef blijkt dat ook de gastheer door de ontmoeting zal moeten veranderen. Misschien moeten we onszelf heruitvinden met behulp van anderen.
Dat is geen eenvoudige opdracht waar we ons met de bekende mooie praatjes vanaf kunnen maken, maar wel een bijzondere en waardevolle.
Of in de woorden van Youmna Chlala:
Eerst moesten we elkaars talen leren.
Dat was het moeizaamste, meest liefdevol volbrachte proces.
Daarna maakten we ons los van de onze.
Ondertiteling: Frank Lekens en Esther Daams.
Meer informatie
Max Porter ‘opende’ de 22ste Literaire Vertaaldagen - die in het teken staan van de relatie tussen vertaler, redacteur en schrijver - met de lezing ‘Human Work: Thoughts on Translation’. De uitgesproken tekst is in het Nederlands vertaald door Saskia van der Lingen, zijn vaste vertaler. Porter en Van der Lingen wonnen de Europese Literatuurprijs 2017 voor zijn debuut Verdriet is het ding met veren. In 2019 verscheen de Nederlandse vertaling van zijn tweede roman, Lanny (De Bezige Bij).