weblog

Het project, het enthousiasme en de kubus

Maarten van der Graaff – 9 oktober 2019

Vorig jaar zomer was alles modernistischer. Ik was twee maanden lang de tijdelijke bewoner van twee hoge witte ruimtes. De eerste witte ruimte bevond zich in een oude gaarkeuken aan het Sint Theresiaplein te Maastricht. In de gaarkeuken waren verschillende appartementen gemaakt, van één daarvan had Madeleine me een sleutel gegeven.

Madeleine werkt voor de Van Eyck, een postacademisch instituut waar ieder jaar een uiteenlopende groep kunstenaars neerstrijkt, mensen die vaak in meerdere steden al in soortgelijke residenties zaten, dertigers en veertigers en een enkele twintiger, met levens in andere landen, op andere continenten, met bijbanen, liefdesverdriet, migratieplannen en materiaal in opslagplaatsen. Mijn positie was overzichtelijker en comfortabeler: expat in eigen land. Zij waren een jaar in Maastricht, soms langer en probeerden er echt te wonen. Ik reed op de bekende fiets met de blauwe band. Bij thuiskomst in Utrecht viel het me pas op hoeveel van die fietsen er zijn: een klein legertje van eenvormige, vervangbare vervoersmiddelen.

Ongeluk

In het appartement aan het Theresiaplein stond niet veel meer dan een eetkamertafel met stoelen, een bed en een bank. Het lukte me niet om de woonkamer vanzelfsprekend in gebruik te nemen. Alles wat ik er deed voelde nadrukkelijk, performatief, dus meed ik de grootste van de witte kubussen en leefde in de keuken.

Mijn tweede hoge witte ruimte bevond zich in het gebouw van de academie zelf en was mijn studio. Ik was dus rijp voor de studio visit. Omdat ik bezoek kon krijgen en onder kunstenaars was, vond ik het belangrijk dat ik niet alleen achter mijn laptop zou zitten, wat ik het merendeel van de tijd toch gedaan heb.

Soms werkte ik met mijn handen. Tijdens een workshop maakte ik stencils met afbeeldingen en teksten op oude Gestetners, apparaten die honderd jaar lang overal in kantoren stonden. David Gestetner verdiende eind negentiende eeuw zijn brood in Chicago met het verkopen van vliegers, die hij met de hand beschilderde. Toen hij een pot inkt omstootte bleek het vliegerpapier ideaal voor het maken van afdrukken en bedacht hij zijn mimeograaf.

De kunstenaars die langer bleven woonden in rijtjeshuizen. Het rijtjeshuis en de studio vormen een heel ander duo dan de gaarkeuken en de studio. Ik ging van kubus naar kubus. Een ongeluk zoals dat van David Gestetner leek mij een goed idee, maar welke ongelukken gebeuren er in lege kubussen?

Project

Iedere woensdag kookten drie of vier deelnemers voor alle residenten. Ik kookte met Daniel, Sophie en Renata. Daniel en Renata woonden vlak bij mijn gebouw. We keken uit op dezelfde lange industriële schoorsteen.

Er hing die avond een dikke hitte in de tuin. We begonnen met caipirinha's. De fles cachaça deed me denken aan de video ‘A Situação’ van Geraldo Anhaia Mello, waarin de kunstenaar steeds de woorden ‘de sociale, politieke, economische en culturele situatie in Brazilië’ herhaalt, waarna hij telkens een glas cachaça leegt. Na een tijdje stort hij in, begint te treuren, om dan weer onbedaarlijk te lachen. Hij gaat kapot aan die zin, aan de herhaling. Na de residentie moesten Daniel en Renata tijdelijk terug naar het Brazilië van Bolsonaro.

Geraldo Anhaia Mello - 'A Situação'

Na de drankjes aten we mijn voorgerecht. Ik kocht in de supermarkt alle radijsjes op, bakte ze met walnoten, kappertjes en oregano en glaceerde ze in sherryazijn. Daniel en Renata maakten het hoofdgerecht, een Braziliaans recept met rijst, gedroogd vlees en bananen. Ik herinner me een lezing in het auditorium van de Van Eyck over het woord ‘project’, hoe het zich vanuit de managementcultuur een weg naar de kunst had weten te banen en de manier veranderde waarop kunstenaars over hun werk praatten. In de eindeloze tijd van het project kan koken voor een grote groep mensen veel voldoening geven.

Enthousiasme

Welke waarde heeft tekst, het gedicht, voor de kunstwereld? Ik praatte erover met de kunstenaars aan de Van Eyck. Verleent de relatieve economische irrelevantie van poëzie haar een aura van puurheid, onschuld? Poëzie past in een kunstwereld van tijdelijke, fragiele werken, materiaal dat vaak grotendeels reflectief en discursief is. Tegelijkertijd vraagt de economie van haar werknemers voortdurende oproepbaarheid, wendbaarheid en ook de bereidheid on the spot enthousiaste en spontane taal te produceren. Een soort lyriek van het project, agile woordkunst, vol aanstekelijke verhalen over lopende zaken, in een taal die vooral lekker moet klinken, doorleefd, persoonlijk. Creatief én efficiënt.

De ideale werknemer van nu is bovenal ‘goed in communicatie’. Als poëzie in die omgeving vooral gestileerde emotie en de menselijke maat moet vertegenwoordigen, als ze dus moedwillig naïever moet zijn dan ze is, valt ze wel heel mooi samen met de eis je spontaan en doorleefd te zijn op de werkvloer, om ‘jouw unieke blik’ te exploiteren.

Was het nog mogelijk om de traagheid, het niet-spontane, meervoudige en langzaam geconstrueerde van poëzie, de volstrekte onhandigheid van wat literatuur wordt genoemd, hiertegenover te stellen of steeg het modernisme van de kubussen me nu naar het hoofd?

Residuen

Meestal opende ik, na me dit soort vragen te hebben gesteld, een word-document en schreef verder aan een verhaal over een vrouw in een te warme stad, op zoek naar haar dochter. Lyrisch werd het niet. Ik noemde de dochter Renate. Zij bouwt aan de rand van de hete stad een aantal spelonken, luxe appartementen waar het stil is en koel. Tijdens de bouw van de spelonken verdwijnt ze. Haar moeder doorkruist de stad, op zoek naar mensen die iets over haar weten en komt in aanraking met residuen, de fysieke en mentale restanten van mensen die worden ingezet in de dienstensector.

Tijdens het schrijven drukte ik een verkeerde toets in. Er verscheen een nummer op mijn beeldscherm. Ik besloot, zoals zulke dingen gaan, dat dit het ongeluk was waar ik op hoopte en schreef een gedicht met genummerde regels en strofes over de zoektocht naar Renate. De genummerde regels leken de residuen van een groter verhaal of gedicht en vertelden in fragmenten wat er in die hete stad gebeurde. Dit gedicht werd uiteindelijk als Residuen uitgegeven in de reeks Schemerschijn van de Van Eyck.

Rond appartement

Ergens twee maanden wonen en werken betekent ook allemaal mensen zien en spreken die je daarna uit het oog verliest. Met Georges had ik de leukste begroetingen. Ook als we verder praatten leek het alsof we elkaar aan het begroeten waren. In de gesprekken met Aram slopen vaak kleine misverstanden, waar we dan onhandig om lachten. Met Artun maakte ik grappen en met Lietje belandde ik vaak op het terras, waar Artun en Alex dan ook vaak waren. Giulio draaide op mijn feest. Waren Rasmus, Ben en Alex er die avond in de poolbar ook? Quenton organiseerde een etentje met stervende marxisten. Er strandden heel wat relaties. Sommige exen kwamen later weer bij elkaar. Elisa hield van dansen. Op een middag reed ik met een groepje mensen naar België om in kroeg een voetbalwedstrijd te kijken. Na de wedstrijd lagen we in het gras. Hasabie raadde goede boeken aan. Als het regende was Maastricht zwaarder, massiever. Ik las boeken uit de bibliotheek met dat citaat van Thérèse Cornips naast de ingang: ‘Bladeren is een vorm van denken’.

Boven me woonde Giuseppe met zijn vrouw en kind. Ik heb ze nooit gehoord. Eddy vertelde me dat hij regelmatig met zijn vriendin in gevechtsvliegtuigen slaapt die verbouwd zijn tot hotelkamer en neergezet in weilanden, bij campings en aan meren. Huib had een aanstekelijke lach. Andrea vertelde me dat haar vriendinnen op de meisjesschool in Lima uit rijkere gezinnen kwamen en dure bussen deodorant gebruikten die haar met schaamte en jaloezie vervulden: zij moest het doen met een roller van het merk Magic Moonlight. Ik schreef een half jaar later een kort verhaal met die titel en veranderde Andrea in de moeder van een personage dat ik Andrea noemde en naar een verontrustend etentje in de polder stuurde. Gabriella kwam toen ik er nog net was en Lyndon toen ik al was vertrokken. Later ontmoette ik hem voor het eerst, niet in een kubus, maar in een rond appartement. Ik was een weekend terug in Maastricht. Iemand vroeg waar ter wereld je een tijd zou willen wonen. Veel mensen zeiden Tokio.

Links

Schrijver

Maarten van der Graaff

Maarten van der Graaff (1987) debuteerde in 2013 met de bundel Vluchtautogedichten bij uitgeverij Atlas Contact. In 2014 werd deze bundel met de C. Buddingh’-prijs bekroond. Dood werk, zijn tweede bundel, verscheen in 2015 en werd twee jaar later bekroond met de J.C. Bloem-poëzieprijs. In 2017 verscheen zijn debuutroman Wormen en engelen, die werd genomineerd voor de Anton Wachterprijs. Hij is redacteur en medeoprichter van het online literair tijdschrift Samplekanon.

Bekijk alle weblogs van Maarten van der Graaff