Het Toronto Comics Arts Festival (TCAF) is in de loop der jaren uitgegroeid tot het grootste evenement voor alternatieve strips (“indie comics”) en graphic novels in Canada. Dit jaar mocht ik op uitnodiging van mijn uitgevers Conundrum Press (CAN), Selfmadehero (UK) en het Nederlands Letterenfonds aanwezig zijn om de Nederlandse strip te vertegenwoordigen, maar ook om mijn nieuwe boeken Blossoms in Autumn en Taxi! te presenteren. Veel auteurs noemden mij en de andere aanwezige Nederlandse stripauteurs al spottend “The Dutch Invasion” of “The Dutch Wave”. Het betekent dat Nederland eindelijk iets te zeggen heeft in de Noord-Amerikaanse stripwereld.
Dit was de tweede keer dat ik TCAF mocht bezoeken, en de eerste keer (in 2017) had een verpletterende indruk op me gemaakt. Het is voor mij een van de leukste stripfestivals van dit moment, in eerste plaats door het aanbod. Er zijn enkel uitgevers en stripmakers – verwacht dus geen merchandise stands met T-shirts van superhelden, cosplay-kostuums of signerende acteurs uit TV-series. TCAF is een festival voor de makers, en dit is ook waarom veel tekenaars de beurs verkiezen boven andere comic-cons.

TCAF van bovenaf. Op elke verdieping staan stands. Foto: Margreet de Heer
Kleurrijk publiek
Een ander aspect dat TCAF zo aantrekkelijk maakt, is het publiek. Hoewel de bezoekers van stripbeurzen in Nederland, België en Frankrijk nog vooral bestaan uit oudere mannelijke bezoekers die de strips uit hun jeugd zoeken, trekt TCAF een bijzonder gevarieerd publiek: het is kleurrijk, verrassend, excentriek, en creatief. Opvallend is het aantal jongere bezoekers. Eén blik in het gangpad, en ik zie vooral een gevarieerde groep mensen tussen de 16 en 30 jaar. Het grootste gedeelte is vrouw. Opvallend zijn ook het grote aantal bezoekers van verschillende afkomsten (people of colour), een verfrissend beeld in vergelijking met de vooral door witte mannen bezochte Europese stripbeurzen.
De organisatie van TCAF maakt er bovendien een persoonlijke missie van om een podium te bieden aan makers en fans van queer comics, oftewel strips over de LGBTQIA+-community. Het is een doelgroep die zich normaal in Europa niet in stripwinkels vertoont. Maar hier in Canada zijn strips júist een manier waarop zij zich kunnen uiten, het is een medium waarin zij hun persoonlijke verhalen kwijt kunnen. En de stripgemeenschap vormt een creatieve, open community waarin zij geaccepteerd worden. TCAF is gratis, en vindt plaats op een toplocatie (de Toronto Reference Library in het hart van de stad). Dit draagt zeker bij aan het bizar grote aantal bezoekers: 25.000 dit jaar. Maar voor mijn gevoel is het “communitygevoel” de grootste trekpleister.

Een deel van het festival: De begane grond en eerste verdieping. Foto: TCAF
Nieuwe makers
TCAF biedt een podium voor nieuwe, jonge stripmakers en hun werk. Dat betekent niet dat het niveau amateuristisch is, integendeel zelfs. De deelnemende stripmakers zijn enkele van de beste en meest inspirerende auteurs die ik ken. Dit jaar waren o.a. Craig Thompson, Jillian Tamaki en Seth hoofdgasten. Ook de Japanse horror-tekenaar Junji Ito, die tot de grootste mangatekenaars van deze eeuw behoort, was te gast. Het is moeilijk om indie comics in één zin te omschrijven. Veelal zijn de strips geïnspireerd door animatiefilms en door manga. Maar een groot deel komt ook voort uit de absurdistische underground zines, of het zijn geprinte versies van populaire webcomics op internet. Het is een eclectische mix met niet één esthetiek. Eerder heerst er een gevoel van alles mag. Waar de ene stripmaker letterlijk stripboekjes verkoopt, richt een ander zich op de verkoop van postkaarten of prints met eigen ontwerp.

Werk van Jillian Tamaki (links) en Junji Ito (rechts)
Dit jaar was ook Europe Comics te gast: een overkoepelende organisatie waar de grootste Europese uitgevers samenwerken (o.a. Dupuis, Dargaud en Lombard). Met Europe Comics zijn de uitgevers in staat om hun werk overzichtelijk te presenteren, om zo de Noord-Amerikaanse markt te veroveren. Het was interessant om te zien hoe de Europese strips nog erg vastzitten in een bepaald Franco-Belgisch stramien wat betreft tekenstijl, pagina-opbouw en onderwerpen, naast de Canadese en Amerikaanse stripmakers, die alle vrijheid nemen om te maken wat ze willen en daarmee beter lijken aan te sluiten bij de jongeren van nu.
Professionalisering
Wat nog een jaloersmakende trend is op TCAF, is de manier waarop de organisatie zich inzet voor de professionalisering van de stripsector. Tijdens het festival worden er tientallen interessante panels georganiseerd waarin wordt gediscussieerd over het stripvak. Zo was er een panel waarin striptekenaars reageerden op de verfilmingen van hun boeken, en was er een workshop over het letteren van strips, en werd er gepraat over hoe moeilijk het is om een stripbiografie te maken. Zelf mocht ik ook aan twee panels deelnemen: Spotlight Aimée de Jongh en Characters of Age.
Op de vrijdag voor het festival organiseert TCAF ook nog eens The Word Balloon Academy, een dag los van het festival, vol lezingen over het beroep en alles wat erbij komt kijken: van jezelf promoten op social media, via het benaderen van een uitgever, tot belastingaangifte voor kleine ondernemers. Belangrijk om te melden is dat deze lezingendag gratis is. Je hoeft je alleen op de website aan te melden. Het is voor makers een perfecte leerzame start van het festivalweekend.

De vertalingen van mijn graphic novels die ik presenteerde op TCAF
Nieuwe vertalingen
Voor mij draaide TCAF dit jaar om twee boeken die voor het eerst in Engelse vertaling Canada verschenen. Ten eerste Blossoms in Autumn, de Engelse vertaling door Matt Madden van mijn graphic novel Bloesems in de Herfst. Het gaat over de ontluikende liefde van twee zestigers in de herfst van hun leven. De Engelse editie is uitgegeven bij de Britse uitgever Selfmadehero, die al eerder mijn The Return of the Honey Buzzard publiceerde. Het tweede boek dat mij naar TCAF bracht was Taxi!, verschenen bij de Canadese uitgeverij Conundrum Press van Andy Brown, die het ook samen met mij heeft vertaald. Het boek is autobiografisch, en gaat over vier taxiritten die ik heb gemaakt in Jakarta, Los Angeles, Washington DC en Parijs. De Engelse editie zal officieel pas in september verschijnen, maar werd al op TCAF gepresenteerd als een exclusieve pre-release. Bovendien werd het boek gepromoot in het programmaboek van TCAF en op de website. Door deze aandacht verkocht het ontzettend goed. Taxi! zag ik tijdens TCAF zelf ook voor het eerst, en dat was een heel bijzonder moment. Het is precies geworden zoals ik het in gedachten had!
La Vague Néerlandaise
Ik was dit jaar niet de enige Nederlandse tekenaar die naar Toronto was afgereisd. Andere aanwezige Nederlandse tekenaars dit jaar waren Mei-Li Nieuwland, Margreet de Heer, Yiri T. Kohl en Typex. Typex presenteerde zijn boek Typex’ Andy bij uitgever Selfmadehero en Margreet de Heer presenteerde Love: A Discovery in Comics bij NBM Publishers. Samen met Margreet bezocht ik tussen de bedrijven door het Nederlandse Consulaat in Toronto, waar we lang hebben gepraat over de status van de Nederlandse strip en hoe we deze kunnen promoten in Canada.

Typex' Andy en Love: A Discovery in Comics van Margreet de Heer
Er is veel interesse in de Nederlandse cultuur, niet in de laatste plaats omdat er door de jaren heen meer dan een miljoen Nederlanders naar Canada zijn geëmigreerd. Canada is niet het enige land dat interesse toont in strips uit Nederland. The Dutch Wave, of in het Frans La Vague Néerlandaise, is momenteel op zijn hoogtepunt. Nooit eerder werden er zoveel Nederlandse strips vertaald in het buitenland. Barbara Stoks Vincent werd in zestien talen uitgegeven, van Japan tot Tsjechië en Korea. In the Pines van Erik Kriek verscheen in acht talen, en mijn eigen Bloesems in de Herfst in zeven. Peter van Dongen en Teun Berserik mochten vorig jaar als eerste Nederlanders de legendarische Belgische stripreeks Blake & Mortimer voortzetten, en zij zullen dit ook komend jaar doen. Al eerder wijdde het Financieele Dagblad een artikel aan deze opmars, met de titel “De Nederlandse strip wordt volwassen”. Het geeft aan dat deze ontwikkelingen niet onopgemerkt blijven.
Ook op TCAF in Toronto was het moeilijk om aan The Dutch Wave te ontkomen. Zodra Typex en Margreet de Heer op zaterdag hun signeersessies hadden afgerond, mochten zij aanschuiven bij het panel Dutch Comics, gemodereerd door Mark Nevins. In dit panel werd er in een uur tijd in vogelvlucht naar de stand van de Nederlandse strip gekeken. Dat is een wereld die voor de meeste Canadezen totaal onbekend is. Tom Poes, Bommel, Sjors en Sjimmie, maar ook het werk van Peter Pontiac en Joost Swarte en Kenny Rubenis passeerden de revue.
Het werd al snel duidelijk dat de Nederlandse strip een rijke geschiedenis heeft en zich nog steeds ontwikkelt.

Dutch Comics panel met Mark Nevins (links), Typex (midden) en Margreet de Heer (rechts)
Internationale opmars
De recente opmars van de Nederlandse strip is te danken aan een aantal veranderingen, bijvoorbeeld de toenemende globalisering en het internet. Maar ook dankzij de opkomst van de graphic novels zijn we het imago van de kinderstrip (de Donald Duck) en de familiestrip (Sjors en Sjimmie, Jan, Jans en de Kinderen) langzaam aan het kwijtraken. Nog niet heel lang geleden was de Nederlandse strip erg traditioneel, en zeer beïnvloed door de strips van de zuiderburen. Wilde je een succesvol striptekenaar worden, dan moest je in de “grote-neuzenstijl” tekenen en moesten strips vooral humoristisch zijn. Hoewel populair in eigen land, internationaal kwam je daar niet ver mee. Wat ook niet hielp, is dat in Nederland vooral de gag-strip populair is. Denk aan FC Knudde, Dirk-Jan*, en Sigmund. Maar dit type strookstrips zijn door de specifieke Hollandse humor vrij moeilijk aan het buitenland te verkopen. De undergroundstrips in de jaren ’70 en ’80, die wél het experiment aangingen, werden zelden mainstream, op Peter Pontiacs Kraut na.
Kortom, het viel niet mee om buiten de landsgrenzen op te vallen. Met de jaren heeft de strip zichzelf gelukkig vaak opnieuw uitgevonden, door baanbrekend werk van Peter de Wit en Hanco Kolk, Joost Swarte, Typex, Maaike Hartjes, Floor de Goede en vele anderen. Ook moet gezegd worden dat de buitenlandse uitgevers veel meer openstaan voor het werk van Nederlanders. Want hoe goed een tekenaar ook is, zonder uitgever is er weinig mogelijk. Nederlands werk wordt momenteel vaak een kans gegeven, en met succes. Zo zijn Paul Teng, Peter Nuyten en Hans van Oudenaarden inmiddels gevestigde namen in de Franstalige stripwereld.
Nationale ontwikkelingen
Nationaal gezien zijn er ook grote veranderingen gaande. Zo zijn er steeds meer vrouwelijke striptekenaars in Nederland, en door de oprichting van de studie Comic Design aan Artez Zwolle is er in de stripwereld een groot stuk professionalisering bijgekomen. De afgestudeerde tekenaars zijn goed voorbereid en zijn opgeleid om direct als freelancer aan de slag te kunnen gaan. Voorbeelden zijn de jonge tekenaars Jan-Willem Spakman en Coco Ouwerkerk, wiens werk het buiten Nederland ontzettend goed doet.

Jan Jans en de Kinderen door Jan Kruis, Tristan door Paul Teng, en Recht uit de Ondergrond door Jan-Willem Spakman.
Hoe groot de Nederlandse golf ook is, er zijn ook nog genoeg kansen die we onbenut laten. De Nederlandse cultuur is internationaal gezien relatief vrijdenkend en vooruitstrevend. Kijkend naar de ontwikkelingen in de Canadese stripwereld, zoals de openheid naar afkomst en diversiteit, denk ik dat hier nog veel kansen liggen. Onderwerpen die hier niet geschuwd worden, zoals strips over LGBTQIA+-relaties, seks, sociale taboes, ziekte en dood, zullen wereldwijd een groot publiek aanspreken. Het Burn-out dagboek van Maaike Hartjes, een autobiografie over hoe zij haar burn-out overwon, werd bijvoorbeeld ook in het Duits vertaald. Het bewijst dat het een onderwerp is dat lezers elders ook raakt.

Burn-out dagboek van Maaike Hartjes en Acception door Coco Ouwerkerk
Maar het beste voorbeeld is misschien nog wel de populaire strip Acception, getekend door Coco Ouwerkerk, waarin diversiteit van gender en het zoeken naar identiteit centraal staan. Coco is de eerste Nederlandse tekenares die een contract tekende bij het grootste Amerikaanse webcomic-platform, Webtoons. Daarmee bereikt ze nu miljoenen lezers wereldwijd.
Deze ontwikkelingen bewijzen dat de Nederlandse strip niet meer weg te denken is uit het internationale striplandschap.
En ik geloof, gezien de fantastische strips die nog gaan uitkomen, dat TCAF pas een voorproefje was. De interesse in strips van Hollandse bodem zal de komende jaren alleen nog maar toenemen. Het is nu aan de Nederlandse stripmakers en uitgevers om daar de vruchten van te plukken. Laten we ervoor zorgen dat The Dutch Wave voorlopig nog niet aan land komt!
De interesse in strips van Hollandse bodem zal de komende jaren alleen nog maar toenemen. Het is nu aan de Nederlandse stripmakers en uitgevers om daar de vruchten van te plukken.