Zo nu en dan ontvang ik brieven of e-mails van lezers met aardige woorden over een boek of de melding van een zetfout. Een enkele keer wordt er een onderwerp aangedragen voor een nieuwe roman. Soms denk ik dan: ja, daar zit inderdaad een boek in, alleen niet mijn boek. Tot een halfjaar geleden. Na verschijning van Ik ben Hendrik Witbooi maakte een lezer me attent op oorlogsgraven in Noord-Afrika en Italië waarop de namen van Witbooi’s vermeld staan. Zelden ben ik zo geïntrigeerd geraakt door een mail als in dit geval.
Hendrik had in het begin van de vorige eeuw tegen het Duitse koloniale leger gestreden. Was het mogelijk dat zijn nazaten tijdens de Tweede Wereldoorlog die strijd hebben voortgezet - deze keer tot in Europa? Een eerste zoektocht op het internet wees uit dat deze Witbooi’s, net als honderdtwintigduizend andere zwarte Zuid-Afrikanen en Namibiërs, tijdens de Tweede Wereldoorlog als vrijwilliger in het geallieerde leger hebben gediend, zij het dat ze als niet-blanken geen moderne wapens mochten dragen maar slechts speren.
Leden van het Cape Corps, Native Military Corps en Indian Service Corps
Uit ervaring weet ik dat een digitale speurtocht vol voetangels en valkuilen zit. Welk bericht is te vertrouwen en welke niet? Zodra het gaat om Zuid-Afrikaanse geschiedenis spelen ook andere factoren, met name huidskleur, een niet te onderschatten rol. De weinige studiën over dit onderwerp bleken allen geschreven door blanke historici met in het voorwoord de verontschuldiging dat er over zwarte soldaten helaas geen gegevens bekend zijn. Overigens met één uitzondering: een proefschrift van Louis Grundlingh over zwarte soldaten tijdens de Tweede Wereldoorlog. Maar het proefschrift zelf was nergens te vinden.
Tijdens mijn onderzoekreis in Zuid-Afrika wild ik dan ook allereerst prof. Grundlingh spreken. Ik was nogal nieuwsgierig naar hem. Een Afrikaner die in de jaren tachtig een proefschrift schreef over de schandelijke behandeling van zwarte soldaten: bijna een verzetsdaad. Waarom had hij voor dit onderwerp gekozen? Hij kwam me niet voor als een revolutionair. Misschien school het antwoord in een artikel van hem. ‘In what way are gay men actually harmfull to society?’ Homoseksualiteit was feitelijk verboden tijdens apartheid. Maar ik durfde hem niet te vragen of hij gay was. En vragen waarom zijn proefschrift nergens te vinden was, hoefde niet. Hij legde het direct op tafel: vijfhonderd pagina’s geweldige informatie. Ik mocht het kopiëren, er bestonden maar een paar exemplaren van.
Dat vormde het begin van een speurtocht langs musea en archieven. Overal vond ik snippertjes informatie waaruit zich langzaam een puzzel liet leggen. De zwarte soldaten begonnen gezicht te krijgen en in mijn hoofd kreeg een eerste verhaallijn gestalte. Ik sprak andere onderzoekers, veteranen en nabestaanden en zo ontstond een dieper inzicht in de emotionele ervaringen van soldaten die model moeten gaan staan voor mijn hoofdpersonages. Het trof me hoe groot de bereidwilligheid was tot inleving in fictieve karakters en welk een nuttige informatie de hypothetische situaties opleverde, waarmee ik mijn gesprekspartners confronteerde.
Chauffeur van het Cape Corps, South African 6th Armoured divisie, omgeving Bologna, Italië 1944.
Ik vroeg hen wat voor deze zwarte soldaten, zo gediscrimineerd in het dagelijks leven, de reden kon zijn geweest om hun leven te wagen in een blanke mans oorlog? Opnieuw deed achtergrond en huidskleur zich gelden: mijn blanke gesprekspartners veronderstelden dat het uit avonturisme, geldelijk gewin of een zwak voor uniformen moest zijn geweest. Een zwarte historicus daarentegen stelde dat beloftes gedaan door de toenmalige regering, zoals meer gelijkheid en rechten, een belangrijke rol hadden gespeeld. Maar aangezien mijn hoofdpersonage een Witbooi zal zijn, wilde ik die vraag op de eerste plaats in Namibië beantwoord zien te krijgen.
Het nationaal archief in Windhoek is mij zeer vertrouwd. Ik heb er vele uren doorgebracht met de brieven van Hendrik Witbooi (1830 - 1905). Nu kwam ik om bewijs te vinden dat zijn nazaten zijn strijd, die geëindigd was in de eerste Duitse genocide, hadden voortgezet. Een veronderstelling die door twee Namibische historici direct in twijfel werd getrokken: ze meenden dat er nauwelijks Witbooi’s dienst hadden genomen en al helemaal niet uit politieke motieven. Maar na twee dagen spitten door een deel van de bijna zevenduizend rekruteringsformulieren kon ik het tweetal met gepaste trots melden dat ik al driehonderd Nama’s (het volk van Hendrik) had gevonden, waaronder nogal wat Witbooi’s. En eveneens had ik waarschuwingen gevonden van de militaire leiding dat deze Witbooi opriepen dienst te nemen omdat anders de Duitsers opnieuw Zuidelijk Afrika zouden kolonialiseren. De Zuid-Afrikaanse autoriteiten zaten niet te wachten op potentiële onrustzaaiers die zich na de oorlog weleens tegen hén konden keren.
Hendrik Witbooi (midden) met zijn metgezellen.
Het graf van een Witbooi op een Italiaanse erebegraafplaats had me al op het spoor gebracht van tienduizend Zuid-Afrikanen die, na een verloren veldslag bij Tobroek in 1942, naar krijgsgevangenkampen in Italië waren afgevoerd om later over kampen in Duitsland en Polen te worden verspreid. Natuurlijk wilde ik weten waar de Witbooi’s en andere Namibiërs waren beland. Waren ze mogelijk in Duitsland verzeild geraakt? Het bleek niet eenvoudig het antwoord te vinden. Als Commonwealth krijgsgevangenen werden ze in documenten meestal als Brits aangeduid. Maar in dagboeken van Engelse krijgsgevangen vond ik wel verwijzingen naar Zuid-Afrikanen. Eén enkele zin bood uitzicht op iets bizars: een Engelse soldaat verheugde zich op een partijtje voetbal met een Zuid-Afrikaans team. Op zich niets bijzonders, ware het niet dat hij gevangen zat, samen met een paar honderd Zuid-Afrikanen, ten westen van Kraków in het Arbeitskommando E715 waar ze in een fabriek van IG-Farben samen met joodse gevangenen, waaronder Nederlanders, uit het concentratiekamp Auschwitz III, dwangarbeid verrichtten.
Het leek onvoorstelbaar dat zwarte Zuid-Afrikanen en mogelijk nazaten van Hendrik zich zo dicht bij Auschwitz, bij deze uiterste consequentie van rassenwaan, hadden bevonden. Maar in Polen, in het museum van het voormalige krijgsgevangenkamp in Lambinowice zag ik voor de eerste keer filmbeelden van zwarte Zuid-Afrikaanse soldaten. Op de wand hingen portretten van gevangenen met eronder hun nationaliteit: Engelsman, Fransman, Australiër en onder het portret van een zwarte Zuid-Afrikaan: Neger… Op de dag van vertrek heb ik nog een, niet gepland, bezoek gebracht aan een erebegraafplaats in Kraków. Daar vond ik toen alsnog, tot mijn verbazing en ontroering, de graven van drie zwarte Zuid-Afrikaanse soldaten…
Graf van de Zuid-Afrikaanse soldaat Molahloa
Meer reisverhalen
- De ambivalentie van de Europese wegen, Mathijs Deen
- Mensen op Mars, Joris van Casteren over zijn research in de VS voor Mensen op Mars
- Isles of Scilly, schrijfster Sarah Meuleman over haar researchreis naar de Britse Isles of Scilly.
- Wind & concentratie, literair vertaler Arthur Langeveld over zijn residentieperiode in het Amerikaanse Ledig House.
- Meer informatie over de regeling Reiskosten buitenland