De workshop, die plaatsvond in de Madrileense Residencia de Estudiantes, was mede georganiseerd vanwege het bezoek van Frank Westerman aan Madrid naar aanleiding van het verschijnen van de Spaanse vertaling van zijn boek Stikvallei (El valle asesino) bij uitgeverij Siruela, in de vertaling van Goedele De Sterck.
Deelnemers waren Conchita Alegre Gil, Marta Arguile Bernal, Guillermo Briz, Marcela Cazau, Cati Ginard, Julio Grande, Inge Luken, Isabel Perez en Diego Puls. De workshop werd geleid door Goedele De Sterck (vrijdag) en Maria Rosich (zaterdag).
Op vrijdag werd onder leiding van Goedele een fragment behandeld uit Een woord een woord, waarin Frank Westerman test hoe vrij het woord nog is na de actuele aanslagen sinds Charlie Hebdo. Alle deelnemers hadden het fragment van tevoren vertaald. Een eerste probleem was de titel: ‘Una palabra una palabra’ refereert niet, zoals het Nederlands, aan een staande uitdrukking, dus wat is dan het alternatief? Een geluk bij een ongeluk is dat het over het algemeen niet de vertalers zijn die over titels gaan, maar de uitgevers, zodat men dit probleem nog even voor zich uit kon schuiven.
Een greepje uit de andere vertaalproblemen: ‘de kunst van het bepraten’, ‘opgewassen zijn tegen kogels’, ‘Michele Obama met in haar hand een kartonnetje’, ‘vier harige bollen’ (waarmee afgehakte hoofden worden bedoeld), ‘Tsjetsjeense kidnapindustrie’, ‘ontvoeringsbuit’, ‘Als verslaggever (…) voelde ik me verslagen’, ‘op een oubollige manier museaal’.
Aan het eind van de middag schoof Frank Westerman zelf aan om vragen te beantwoorden die in de loop van de dag waren gerezen. Hij zei zijn vertalers in principe geheel vrij te laten, zij zijn tenslotte de scheppers van hun eigen werk. Wel benadrukte hij dat een vertaler niet te veel moet verduidelijken, omdat hij dat zelf ook niet doet. Dat ontlokte een discussie over het feit dat sommige dingen de lezer van de brontekst wel bekend zijn, maar die van de vertaling niet. Zoals de in Een woord een woord genoemde Theo van Gogh. Wat doe je daar dan mee? Weglaten of er iemand anders voor in de plaats zetten die min of meer voor hetzelfde staat maar internationaal bekender is?
Afgesproken werd dat Goedele De Sterck op basis van de ingeleverde vertalingen en de daarover gevoerde discussies een gemeenschappelijke eindvertaling van het fragment zal maken, die aan uitgeverij Siruela zal worden aangeboden in de hoop dat ze ook Een woord een woord in het Spaans zullen uitbrengen.
Vincent
Op zaterdag werd onder leiding van Maria Rosich een fragment behandeld van de graphic novel Vincent van Barbara Stok, die eind mei in Maria’s vertaling in het Spaans is verschenen bij Ediciones Salamandra in Barcelona. Ook hier weer tal van vertaalproblemen, zij het van een andere orde. Het eerste probleem is dat je bij het vertalen van een graphic novel spaarzaam moet zijn met woorden en je in elk geval zoveel mogelijk aan het woordaantal van het origineel moet zien te houden. De omvang van de tekstballonnetjes staat tenslotte vast, en het moet er wel inpassen. Dan weer een greepje uit de vertaalproblemen: ‘Hèhè’, ‘Man, (wat een lange reis)’, ‘de nieuwe grootmeester van de Provence’, ‘weidser’, ‘karakteristieke koppen’, ‘een elektrische batterij’. Ook ging de discussie over meer algemene zaken, zoals de vraag wat, naast het eerder genoemde ruimteprobleem in de tekstballonnetjes, het verschil is tussen het vertalen van een graphic novel en een ‘platte tekst’. Moet je bijvoorbeeld rekening houden met een ander lezerspubliek (al zal de oorspronkelijke auteur dat zo nodig natuurlijk ook doen)? Moet je als vertaler een ervaren graphic-novellezer zijn, zodat je bekend bent met de ins en outs van het genre?
Tarieven en voorwaarden
Het laatste deel van de workshop was ingeruimd voor het bespreken van meer prozaïsche problemen, zoals de vertaaltarieven en contractvoorwaarden in Spanje en niet de vergeten de Zuid-Amerikaanse landen, waarvoor ‘Iberische’ vertalers ook regelmatig werken, vooral sinds het gastlandschap van Nederland op de boekenbeurs van Colombia in 2016. Eens te meer bleek dat de situatie van Spaanstalige vertalers heel wat moeilijker is dan die van hun Nederlandse en Vlaamse collega’s: zo bestaat er geen standaardcontract waarin een normtarief en een royaltybeding zijn vastgelegd (of in elk geval aanbevolen, om mededingingsautoriteiten niet tegen de haren in te strijken), wat nogal eens tot moeizame onderhandelingen met uitgevers leidt. En anders dan in Nederland en Vlaanderen zijn er geen letterenfondsen die projectsubsidies voor literaire vertalingen verstrekken, zodat de opbrengt per vertaald boek per saldo veel lager is.
Reden te meer om de Spaanstalige vertalers dankbaar te zijn voor hun inspanningen ten behoeve van de Nederlandstalige literatuur. En ook dank aan Goedele De Sterck en Maria Rosich voor hun inspirerende leiding.