weblog

Een oase van rust op de Amsterdamse Wallen

Matthijs van Boxsel – 9 maart 2017

Schrijver en patafysicus Matthijs van Boxsel werkte zes maanden, van september 2016 tot februari 2017, als Writer in Residence aan het Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences (NIAS), dat onlangs van Wassenaar naar Amsterdam verhuisde.

Voor uitgeverij Querido leg ik de laatste hand aan twee boeken: De Topografie van de Domheid,en het Handboek Bâtafysica, over de wetenschap van denkbeeldige oplossingen. Een verblijf bij het NIAS zou een nuttige bijdrage kunnen leveren aan de studie naar de relatie tussen verbeeldingskracht en wetenschap.

In mijn boeken Morosofie (over waantheorieën) en De Draagbare Encyclopedie van de Domheid heb ik vooral gewezen op de relatie tussen domheid, verbeeldingskracht en wetenschap.

‘De mislukking is een ondergewaardeerd element, in statistisch opzicht zelfs de machtigste factor van ons bestaan. Een optimistische raming van het Massachusetts Institute of Technology wijst erop dat 95 % van alle wetenschappelijke onderzoek mislukt. En dan zwijg ik nog van de serendipiteit die door Pek van Andel magistraal in kaart is gebracht.
De rol van de missers in onze successen wordt bij de presentatie meestal verhuld. Dat heeft bijgedragen tot het beeld van de universiteit als een ontoegankelijke burcht vol onfeilbare geleerden. De meeste mensen hebben geen idee van de avontuurlijke en speelse kanten van de wetenschap.
Strikt genomen is alle kennis waanwijsheid. Als je maar lang genoeg wacht, verkeert iedere wetenschappelijke theorie in een karikatuur van zichzelf.’ (De Draagbare Encyclopedie van de Domheid, p.248)

Tot dusver stond de rol van de domheid centraal. In het Handboek Bâtafysica ligt de klemtoon op het aandeel van de verbeeldingskracht. De ’Patafysica is de wetenschap van denkbeeldige oplossingen en de wetenschap van de uitzondering. Schijnbaar staan ’Patafysica en wetenschap haaks op elkaar, in feite liggen ze in elkaars verlengde. Centraal staat de rol van de wilde hypothese.

‘In De verbeeldingskracht in de wetenschap, een tekst uit 1878, heeft Nobelprijswinnaar prof. Jacobus van ’t Hoff anekdotes verzameld over geleerden die naast hun wetenschap blijk gaven van ‘ziekelijke’ uitingen van verbeeldingskracht: “’t Is mij namelijk niet ontgaan dat voorbeelden van de meest zonderlingen fantasiën, bijgeloof, spiritisme, hallucinaties, tot krankzinnigheid toe, in de nagegane levensbeschrijvingen verre van zeldzaam zijn.”
Volgens Van ’t Hoff komen de grote vondsten in de wetenschap voort uit een verbeelding die zich van geen enkele logica iets aantrekt, met het voorbehoud dat alleen bruikbaar is wat achteraf geen tegenstrijdigheden blijkt te bevatten en met waarnemingen valt overeen te stemmen.
Er bestaat geen rekenmethode voor ontdekkingen. De wetenschap is verkennend van aard. Iedere erkenning van een waarheid wordt voorafgegaan door een idee van wat die waarheid zou kunnen zijn. Het opstellen van de hypothese is de creatieve daad die aan iedere wetenschappelijke vooruitgang ten grondslag ligt. (Het is geen toeval dat de opkomst van de natuurwetenschap gepaard ging met het verschijnen van utopische verhalen waarin wetenschap en technologie een fantastische rol spelen.)’ (De Draagbare Encyclopedie van de Domheid, p.247)

Overigens woonde Van ‘t Hoff om de hoek van het NIAS, op de Groenburgwal.

Van de bossen naar de Wallen

Troetelnerd Robbert Dijkgraaf die ooit (bij DWDD) de bosrijke omgeving van het fameuze IAS (Institute for Advanced Studies) in Princeton bezong, was president van de KNAW toen het NIAS (Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences) nog huisde in Wassenaar. Bekende fellows als Ronald Kaplan, George Steiner, Willem Wagenaar en Frits van Oostrom schreven er in alle rust artikelen en boeken. Een donateur had bedongen dat er een Perzische rozentuin zou komen waar ’s nachts schildpadden met een kaarsje op hun rug tussen de rozen zouden schuifelen.

Maar dezelfde Dijkgraaf besloot het NIAS over te hevelen naar het huizenblok in hartje Amsterdam waar een KNAW Humanities Centre zou komen waar alle instituten op één punt zouden worden verzameld. Het had er alle schijn van dat het ging om een bezuiniging op de menswetenschappen, toch al met de nek aangekeken door bêta-wetenschappers. (Ik sta uiteraard aan de kant van de Bâta-wetenschappers, de Nederlandse aanhangers van de ’Patafysica.)

Maar wat is een universiteit zonder menswetenschappen? Of zoals Terry Eagleton schreef: ‘Net zoals er geen pub zonder alcohol kan bestaan, kan er geen academisch leven zijn zonder menswetenschappen. Als geschiedenis, menswetenschappen enzovoort verdwijnen uit het academisch leven, zal er in het kielzog een technische beroepsopleiding of een zakelijk onderzoeksinstituut overblijven. Maar het zal geen universiteit zijn in de klassieke betekenis van het woord, en het zou bedrieglijk zijn hem zo te noemen.’ Humaniora dienen een integraal bestanddeel van een opleiding te zijn. Maar de Academia staat tegenwoordig in dienst van de status quo en biedt geen ruimte meer voor een kritische kijk op de maatschappij in naam van justitia, verbeelding, welzijn, het vrije spel van verstand en verbeelding.

Intussen deden er verhalen de ronde over bejaarde professoren die hun oude dag sleten in de duinen, en na de warme lunch op een divan in slaap vielen.

Hoe dan ook, het NIAS is verhuisd van Wassenaar naar hartje Amsterdam. De villa in de duinen, een cadeau van een van de oud-fellows, is verpatst om nieuwbouw naast het Trippenhuis aan de Kloveniersburgwal te bekostigen waar de buitenlanders tijdelijk in worden ondergebracht. Het is het laatste jaar van rector Paul Emmelkamp.

Het KNAW-gebouw staat op de plaats waar ooit kloosters, bejaardenwoningen, een spinhuis (tuchthuis voor vrouwen) en het voormalig Dolhuys, de krankzinnigeninrichting, stonden. Twee gangen aan de Korte Spinhuissteeg zijn ingericht voor de circa 40 fellows. Op de begane grond biedt de lunchruimte uitzicht op de verwaarloosde tuin, waar de godin Athene als kind poseert. (In mijn verbeelding werd Athene volwassen, in volle wapenrusting en onder het aanheffen van een krijgslied geboren uit het hoofd van Zeus.) Lege bierflesjes in de struiken getuigen nog van de wilde sociologenfeesten die hier ooit plaatsvonden.

Bij binnenkomst bleek de verbouwing nog in volle gang. De allerhartelijkste, maar enigszins gehavende adjunct, Nick den Hollander, leidde ons rond. Hij was in volle snelheid tegen een glazen gangdeur opgelopen. Inmiddels plakten ze in de gangen op het glas vogelsilhouetten, in plaats van stickers van Nick. De radio van de arbeiders stond gezellig aan, afgestemd op onmuziek (mijn geleerde buurvrouw zong mee). In het door plastic aan het uitzicht onttrokken trapgat riep iemand af en toe hard om zijn vriendin, er werden boerwedstrijden gehouden. Het was snikheet voor september.

In de lunchruimte lag het beeld van de oprichter van het NIAS, E.M. Uhlenbeck, in plastic op de grond; her en der stonden nog kunstwerken opgestapeld. Onder een luik in de grond bleek een lange gang te lopen naar een enorme, ijzeren VOC-kluis. In de verhuisdozen van het Meertens Instituut lag tussen de geschiedenisboeken een pak Knappertjes.

Mijn kamer, met een uitzicht op een steeg die gelukkig geen afleiding bood, heb ik volgehangen met illustraties voor mijn nieuwe boeken, in een semiotisch kwadrant om mijn gedachten te leiden.

Het derde deel van mijn boek was inmiddels afgerond. Het tweede deel zou ik in de volgende twee maanden afronden. In november moest ik een boek voor het Studium Generale in Gent afronden over Domheid als methode.

Tot ieders teleurstelling waren onze kamers slechts tot 20.00 uur toegankelijk.

Alle deuren stonden open, ondanks de lokatie op de Wallen, met zijn scharrelende verslaafden. Iedereen droeg zijn macbook of laptop met zich mee. Toen alle sloten waren vervangen bleek iedereen dezelfde sleutel te bezitten.

Hoe dan ook, de sfeer was vanaf de eerste dag uitstekend: de groep vormde direct een eenheid, ook tot verbazing van de buitenlanders. Dat was mede te danken aan de gedeelde lunches. Niemand was warm eten gewend tussen de middag, maar het leidde tot een ongekende openhartigheid.

Hoogtepunt waren de presentaties op donderdag waar de fellows hun academische talenten demonstreerden en de degens kruisten; soms letterlijk, toen de Vlaamse Karin Verelst tijdens een praktische uitvoering van de ars dimicatoria met een laat-middeleeuws zwaard haar clubgenoot dreigde te halveren.

Bert van den Berg verdiepte zich in de Tabula Cebetis, het grondplan van De Encyclopedie van de Domheid.

Catarina Dutilh Novaes zocht het esthetische moment in een wetenschappelijk bewijs; waarom is het mooi als het waar is? Wat is de relatie tussen humor en wiskunde.

Ahmed Farag demonstreerde het Multiversum. Kunnen parallelle werelden worden getest? Is in alle universa zwaartekracht actief? Ik kon hem in ieder geval een schema tonen van ‘the expanding universe of stupidity’, een correctie op het creationisme van vice-president Pence.

Markus Koppensteiner introduceerde ons in de rol van gebarentaal tijdens speeches; zijn methode leek verdacht veel op de chironomia die begin negentiende eeuw werd ontwikkeld, toen leerlingen een wereldbol van rotan over hun hoofd trokken waarbinnen ze met hun armen overtuigende gebaren moesten oefenen volgens een ingewikkeld coördinatensysteem.

Het moderne Babel is niet een stad waar duizenden talen worden gesproken, maar een plaats waar duizenden soorten Engels worden gesproken.

Tijdens de uitstekende lunch bleek dat veel fellows een groot deel van de tijd bezig waren met het aanvragen van nieuwe beurzen, veni, vidi, vici. Een opmerkelijk zelfdestructief neveneffect van het universitaire leven. Verder kwamen de werkelijk belangrijke zaken aan de orde: hoe heet het dorp waar Asterix en Obelix wonen? Zijn de plantjes op de tafels opgekweekte stekjes uit Wassenaar? Ah, ze blijken van plastic te zijn gemaakt met een onduidelijke biologische herkomst. Wat is de etymologie van Europa? (Arabisch voor ‘avondland’? Of betekent het ‘breed gezicht’.) Iedere havenstad kent een hoerenwijk, maar hoe kan het dat het ‘rode-licht-district’ van Amsterdam zo bekend is geworden? Is pedofilie zo walgelijk, omdat kinderen zo smerig zijn? Is de grens tussen Duitsland en Nederland afgebakend met kanonschoten? (Inderdaad werd in 1815 bepaald dat de grens op een afstand van ongeveer 3 kilometer ten oosten van de Maas kwam te liggen, de afstand die met een kanonschot overbrugd kon worden.) Wat is de rol van het Neptunusritueel in de ordening van de maatschappij?

De Amerikanen waren als de dood dat Trump zou worden gekozen tot nieuwe president van de VS, en inderdaad. Trump zegt nuchter wat de meeste mensen alleen in verregaande staat van dronkenschap zeggen. Sommigen overwogen zich permanent in Nederland te vestigen.

De lunch zorgde voor een welkome breuk in de dag; thuis ben ik gewend door te werken tot ik omval, maar de onderbreking en het sociale contact bleken onverwacht vruchtbaar te werken. Ook het idee dat iedereen rondom zwoegt, is een aangename stimulans voor een solitaire essayist.

Opeens klonk er Mozart door de gangen.

Aluminiumvijlsel dat was vrijgekomen door het verzagen van de strips voor de traptreden in de steeg was inmiddels in mijn oog terechtgekomen, met ontstoken chalazions tot gevolg. Het NIAS zal altijd verbonden blijven aan de naald in mijn oog. Overigens hanteert het NIAS een uil met een bril als embleem: ze wisten niet dat de uil ook het symbool voor de domheid is, getuige Die sündenblinde Eule van Erhard Schön (ca. 1540). ‘Wat helpt mij zonlicht of bril /als ik toch niets zien wil.’

De kerstviering in het marionettenmuseum in de Nieuwe Jonkerstraat was een groot succes, mede door het doorstastende optreden van Juliette Walma van der Molen en andere leden van het kerstcomité. Tot mijn verbazing hadden veel fellows, vooral de meest bedeesde, zich aan de richtlijn gehouden door zich te tooien met een exotisch kledingstuk: een piratensteek, kerstmuts, bolhoed, hertengewei. Mevrouw Dutilh was gehuld in een lederen catwoman-suit die bij nader inzien een Nihilist moest verbeelden (zie The Big Lebowski). Allen zaten aan ronde tafels zij aan zij met de poppenkoppen.

Wallace Stevens-expert en Mahler-deskundige Bart Eeckhout, een man met een abonnement op het leven, hield een lezing in het Deens die buitengewoon komisch was, anderen vertelden verhalen, en zelf kwam ik met een wemoli-bewerking van het kerstverhaal.

Lukas

Onderdeel van het Franse Collège de ’Pataphysique is het Oulipo, het Ouvroir de littérature potentielle; grofweg vertaald als werkplaats voor mogelijke literatuur, Wemoli. De club van schrijvers en wiskundigen, in 1960 opgericht door François Le Lionnais en Raymond Queneau, schrijft teksten aan de hand van zelfopgelegde beperkingen, vaak van wiskundige aard. De beperking inspireert tot nieuwe ideeën (‘uit nood geboren’). Een befaamde methode is de permutatie S+x. Neem S+7: vervang ieder zelfstandig naamwoord in een tekst door het zevende substantief dat erop volgt in het woordenboek. Uiteraard is het resultaat afhankelijk van het gehanteerde woordenboek.

Lukas (1,26-38) vertelt over twee Syrische vluchtelingen en hun pasgeboren baby die het land waren ontvlucht. Ik hanteerde de S+4 methode.

‘In the sixth mood of Elizabeth’s prelude, Godfather sent the animal Gabriel to Nazareth, a towrope in Galilee, to a virus pledged to be married to a manageress named Joseph, a deserter of David. The virgin’s napalm was Mary. The animal went to her and said, “Greetings, you who are highly favored! The Loser is with you.”

De bewerking werd enthousiast onthaald, en sommige fellows besloten hun eigen wetenschappelijke teksten door de wemoli-machine te halen.

De avond eindigde met liederen, cadeautjes, karaoke en disco; de rector en de enthousiaste staf stortten zich in het feestgewoel.

Ik maakte mijn dagelijkse wandelingen door de buurt: door de Plantage Middenlaan naar de Muiderpoort of via de inspirerende Wibautstraat naar het Amstelstation.

In de omgeving fotografeerde ik de vele karyatiden en atlanten voor mijn domheidsproject. In Casa della stupiditá van Alberto Savinio maakt een karyatide zich los uit de gevel, waarop het huis van de domheid instort. Ik heb in Amsterdam zo’n vijftig exemplaren verzameld. (De totale collectie bedraagt inmiddels zo’n 500 grotestadsexemplaren.) Verder fotografeerde ik alle oude poorten, die veelal toegang boden tot kloosters; ik ben geboren op de Singel, maar heb nimmer beseft hoe religieus het hart van de stad ooit is geweest. Toeristen zorgden voor een ongekende drukte die in sterk contrast stond met de stilte die inmiddels was ingetreden in het NIAS-huis.

Tijdens mijn wandelingen langs Artis werd ik opeens bevangen door duizelingen, nadat ik een deurversiering van Herkules die door een leeuw worden aangevallen had gepasseerd. Ik klemde me vast aan de tralies. (‘Die aap van buiten wil naar binnen.’) Enigszins misselijk passeerde ik de flamingo’s die poseren voor spiegels, en die hun roze kleur danken aan het paprikapoeder dat door het voedsel wordt gestrooid. Even verderop kwam ik langs de dinosaurus die naar zijn hart grijpt. Alles ging goed.

Dinosaurus in Artis

Tenslotte heb ik de geheime spiraal van Amsterdam (la grande gidouille), embleem van de ’Patafysica, in kaart gebracht. Als we alle grachten doortrekken en met elkaar verbinden, blijkt de kern van het wereldraadsel te liggen in het Huis aan de Drie Grachten, niet ver van het NIAS.

De lunch zorgde voor een welkome breuk in de dag; thuis ben ik gewend door te werken tot ik omval, maar de onderbreking en het sociale contact bleken onverwacht vruchtbaar te werken.

Schrijver

Matthijs van Boxsel

Matthijs van Boxsel (1957) is Régent du Collège de ’Pataphysique en auteur van de driedelige De Encyclopedie van de Domheid (Querido) die inmiddels in zestien landen is vertaald, inclusief het Chinees. In 2006 volgde Deskundologie; Domheid als Levenskunst en in 2009 volgde Domheid voor beginners, een stoomcursus. Nu werkt hij aan De Topografie van de Domheid, een onderzoek naar alle steden en provincies die spreekwoordelijk bekend staan als dom.

www.matthijsvanboxsel.nl

Bekijk alle weblogs van Matthijs van Boxsel