weblog

European Festival of the First Novel

Mijn taal in het Duits

Neske Beks – 13 juli 2016

Op een prachtige Wonderdag in mei - sommige mensen noemen het donderdag - zitten mijn redacteur en ik in de trein op weg naar Kiel. ‘Do you have any advice or tips regarding Kiel?’, vraag ik mijn Berlijnse cameraman en vriend die een zoon in Kiel heeft wonen. Zijn korte antwoord luidt: ’Yes. Leave as soon as possible.’ Toch verheug ik me op mijn eerste échte buitenlandse literaire werkreis. België telt niet mee want dat voelt ook na bijna dertig jaar in Nederland nog steeds als thuis.

Ik ben angstig in treinen die naar het Oosten reizen. Volgens Irma, een medium uit Hengelo, is dat een erfenis uit een vorig leven. Doch, reeds in de Duitse trein stelt de aanwezigheid van mijn redacteur me volledig gerust. Zoals wanneer twee stellige Duitse vrouwen mij vragen uit welk land we komen omdat ze onze taal onverstaanbaar achten. ‘Waar reizen jullie heen?’, vragen ze ietwat brutaal als ik hun in mijn beste Duits vertel dat ik een boek heb geschreven. De meest dominante van het stel onderbreekt me abrupt met een verhaal over asielzoekers die zich maar moeten aanpassen aan de Duitse standaard. Ik val stil.
Hierop vraagt de ander aan mijn redacteur wat voor boek het dan betreft, waarop mijn redacteur stijlvol als ze is haar hand door de haren haalt en - met een overtuiging die voor mij nog lang niet is weggelegd - zegt: ‘Es ist Literatur.’ Daarna zijn de krengen de hele reis stil.

Ik heb de eer met redacteur én debuutroman naar een literatuurfestival in Kiel afreizen. In het verleden heb ik met mijn films vaker buitenlandse festivals bezocht, doch steeds zonder producent. Het gezelschap van mijn redacteur blijkt nu al een meesterzet.
‘Your editor is such a cool woman, she reminds me of Susan Sarandon’, schrijft de knappe, roodharige Duitse schrijver die ik in Kiel ontmoette me na afloop in een persoonlijk bericht op Facebook. ’Thelma & Louise’ rinkelt het belletje. Vervolgens vraag ik me af of mijn redacteur dan op Thelma of Louise lijkt, dus ik wroet in mijn hersenpan (én in Google) tot ik het sympathieke gezicht van Susan Sarandon voor me zie. Ik vind de smoel van mijn redacteur meer karakter hebben en zie in haar eerder een vrouwelijke versie van Mick Jagger. Ook doet ze me denken aan de rode koningin uit Alice in Wonderland - correctie: aan een tekening van de rode koningin in het exemplaar waarin ik als kind telkens vastliep omdat de bladspiegel gewoonweg niet lekker las. Bladspiegels zijn van zulk belang leerde ik later, van mijn redacteur. Alice in Wonderland herinner ik me louter in beeld.

Op het perron in Kiel staan twee mannen ons op te wachten.

Arne, onze Duitse chauffeur

Eentje kijkt sip en zelfs een beetje afstandelijk: hij blijkt mijn Vlaamse collega. De ander lacht ons vriendelijk toe: hij is Arne, onze Duitse chauffeur. Deze Arne ontvouwt zich als onze steun en toeverlaat voor de komende dagen: een zachte, betrouwbare Duitse ziel met liefde voor boeken.
Hij rijdt ons voorzichtig en ‘rather’ langzaam door de stad en antwoordt geduldig op mijn vele vragen. Is er een museum in de stad? Wat is er te zien nu? Heeft het avondopening? En wat is dat gebouw daar dat Flandernbunker heet?

De Flandernbunker, vertelt hij, is een van de weinige overgebleven resten van de Tweede Wereldoorlog: de stad werd met de grond gelijkgemaakt. Mijn oren spitsen zich. Mijn roman De Kleenex Kronieken gaat indirect over WOII en de impact van een bombardement.

Een kamer met uitzicht

Arne brengt ons naar het hotel maar maant ons voort te maken want we moeten naar het Lesefest Gala. Het hotel blijkt een typisch conferentieoord: mijn redacteur en de Vlaamse schrijver hebben beiden bijbetaald voor een kamer met uitzicht op de fjord. Ik niet.
Ik slaap in kamer 307 en kijk uit op het bos. Dat vind ik prachtig want bij tijd en wijle praat ik graag met bomen. Na een snelle plens water in mijn gezicht ren ik mijn kamer uit.
Een roodharige, broodmagere doch beeldschone vrouw staat bij de lift te wachten. Er hangt een Indiase mala om haar nek. Wachtend op de lift, zonder elkaar iets te vragen, zelfs zonder dat ik haar eerder zag, voel ik dat dat wij hier allebei met hetzelfde doel zijn: Das Europaisches Festival des Debutromans 2016. Ons kent ons.
Als we de lift uitstappen word ik overvallen door het mij van eerdere werkreizen zo bekende onwennige gevoel van een groep die nog geen groep is én nog niet eens op weg een groep te worden.

‘Are you an editor?’ ‘No I am a writer’, hoor ik achter me. Het klinkt deels beledigd.
Omgekeerd is de toon van de redacteuren niet beledigd als hun wordt gevraagd of ze schrijver zijn. Komt dat door de status die het vak schrijver blijkbaar heeft, of zijn redacteuren gewoonweg veel aardigere mensen? We begluren elkaar op veilige afstand vanuit de ooghoeken en proberen te gokken wie van ons de schrijver is en wie de redacteur. Een jong meisje met oude wijze ogen en dikke wenkbrauwen lijkt Turks. Later blijkt dat ze een Duitse schrijver is met Iraanse roots.
We zijn hier met zijn tweeëntwintigen weet ik uit het mooi vormgegeven roze boekje: elf schrijvers en elf redacteuren plus een team supporters dat bestaat uit taalinstituten en een aantal ambtenaren van ambassades en een minister van Justitie. Tenminste dat verstond mijn redacteur want later begrijp ik dat de vrouw minister van Cultuur is. Wolfgang, de directeur van het festival introduceert de minister die net iets te vrolijk en blij het festivalletje opent. Ze heeft een voorliefde voor Nederlandse cultuur, zegt ze. Ze lijkt Nederlanders schattig te vinden. Dat vinden Nederlanders over Belgen. Interessant.

De sympathieke woordvoerder van de Nederlandes ambassade maakt een leuk grapje over mijn Vlaamse Nederlanderschap. Had ik al verteld dat ik hier doorga voor Nederlandse? Het voelt als de kroon op bijna dertig jaar (over)leven in Nederland. Mijn boek echter, blijft onmiskenbaar Vlaams.

Mijn taal in het Duits

Lesefest Gala betekent hier zoveel dat wij als auteurs de eer hebben dat een acteur en een actrice onze woorden voorlezen in het Duits. ‘Irgendwann in meinem Leben hatte ich beschlossen, dass mein Schwarzweißes Deuxpièces mit den verschnörkelten Ornamenten auf den Ärmeln und dem Kragen das ideale Kostüm fur Vorstellungsgespräche wäre’, klinkt naar mijn mening stukken beter dan : ‘Somewhere along the way in life I’d decided my black-and-white two piece with the curlicue ornamentation on the sleeves and lapels was ideal for interviews.’
Het is voor het eerst dat ik mijn taal in het Duits hoor en dat bevalt me buitensporig goed.
Den Oude God - het geboortedorp van mijn hoofdpersonage en het dorp waar ik als kind elf jaar heb gewoond - had vanwege het bombardement door de geallieerden (een friendly fire) hoe dan ook meer moeite met Engelstaligen dan met Duitsers. Ik bedenk dat mijn boek interessant kan zijn voor een Duits lezerspubliek, juist daarom. En tegelijk vraag ik me af waarom Duitsers zo dol zijn op Nederlanders terwijl Nederlanders zo’n hekel hebben aan Duitsers? Hetzelfde geldt voor Nederlanders: ze zijn dol op Belgen terwijl de meeste Belgen een schurfthekel hebben aan Nederlanders. Iets om over na te denken.
Zeker met Frankfurt in het verschiet. Met vulpen teken ik als reminder een trapje met de letters D, NL en B in mijn dummy. Ik illustreer de liefde en weerstand voor elkaar met op- en neergaande pijlen. De Duitse schrijver glimlacht. Ze is echt beeldschoon. De Vlaamse schrijver kijkt nors naar me. Ben ik ongemerkt, onbewust toch een écht Hollandse geworden?

Prachtige tekening van vrouwen met hertengeweien

De actrice leest mijn woorden voor. Het is een genot om naar haar te luisteren en ik krijg goesting om ook te performen, dus in plaats van zittend voor te lezen ga ik er voor staan: even knallen met die taal. Zo Vlaams als ik nog kan lees ik mijn eerste hoofdstuk voor. De Duitsers lachen: ze lijken het Vlaams heel goed te verstaan. Pauze. Tijd om kennis te maken met andere entiteiten: de boeken. De Franse schrijver heeft het mooiste vormgegeven boekje. De tekening van vrouwen met hertengeweien is zo prachtig dat ik dwingend de kant van mijn redacteur op lonk.
Ook ik wil al jarenlang beeld in mijn boeken. Zij echter pleit ervoor dat de taal voor zichzelf moet spreken. Ik vind daarentegen dat sterk beeld sterke literatuur alleen maar ten goede kan komen - zie ook Gerrit Krols werk. Dit boek is het bewijs. Even denk ik terug aan de tekeningen van Alice in Wonderland. Mijn redacteur is enthousiast over het boek van de roodharige Duitse. Tijdens het voorlezen van het hoofdstuk van het boek van het Iraanse meisje moet ik plots huilen.
Raak teken in mijn geval.

Een natural red

Na de performance word ik geïnterviewd door een journaliste van het plaatselijke dagblad. Het viel haar op, zegt ze, dat ik enorm van de performance van de actrice genoot. Ik vertel haar, naar waarheid, dat dankzij de uitmuntende vertaling (van Gerd Busse) en performance vanavond hier in Kiel mijn liefde voor de Duitse taal werd geboren. En dat het mag worden gezegd: ‘Jullie Duitsers wéten hoe je een Lesefest moet organiseren!’
Het festival is klein en intiem maar heel professioneel en strak georganiseerd: de presentator is enthousiast en erudiet. De vertalers vertonen een door mij niet eerder geziene precisie en Wolfgang en Catherine, de directeuren van het festival hebben de tijd van hun leven. En dat blijkbaar elk jaar. Maar ook, wij de Nederlanders maken goede sier. Mijn redacteur, die ik in Nederland meestal enkel achter een groot bureau ingemetseld tussen de hoge stapels manuscripten tref, profileert zich hier als een vlotte, rondfladderende sociaal vaardige prater.
Ze is - dat wist ik natuurlijk altijd al - veel strategischer en slimmer dan ik. Waar ik snel afhaak als ik geen klik heb met mensen, investeert zij op authentieke wijze in álle deelnemers. Zonder enig oordeel of onderscheid.
Ik heb een duidelijke voorkeur voor de Duitse, Spaanse en Iraanse schrijvers en voor de twee goed geklede Franse redacteuren van het prachtige boekje met de hertenvrouwen. Ze zijn een koppel ontdek ik al snel (ik vraag veel en ben erg nieuwsgierig) en de man met wie ik het meeste voeling heb is ook vormgever. Dan blijkt ook de roodharige Duitse schrijver vormgever te zijn. Ik vraag me af of het toevallig is dat ik alweer het beste klik met mensen die net als ik woord en beeld combineren. ‘Nee, Beks dat is geen toeval, dat heet herkenning. Wij minderheden en artistiekelingen herkennen elkaar. Alhoewel, zou de Duitse een natural red zijn of komt het uit een potje?’, praat ik mezelf mijmerend in slaap.

Hoog in de boom

De volgende ochtend, op Wijdag, maken we een groepsfoto. Het gaat er nogal stijf aan toe, dus de Poolse schrijver en ik klimmen in een boom. Later botsen de Vlaamse schrijver en ik behoorlijk fel over onze verschillende opvattingen over prostituées. Te veel resonantie: zijn energie is me te hard, de mijne hem wellicht te zacht. Hij triggert mijn verleden. En ik het zijne. Jammer, aangezien juist wij elkaars taal naar waarde zouden kunnen schatten, als we zouden willen.

We maken een lange groepswandeling langs het fjord. De Franse redacteuren én ik dragen alledrie een Bretonse trui. We praten Frans en ruilen stenen uit het fjord. Ik krijg hun brochure en val nog net niet in katzwijm over de prachtige uitgaves. Ze werken - helaas - vooral met dode schrijvers. Dat is goedkoper qua rechten leer ik van mijn redacteur. Mijn jeugdheld Jean Genet zit ook met een boekje in hun fonds.
Na afloop eten we in een naburig restaurantje waar de vriendelijke ober een lange blonde staart heeft en een dikke pornosnor. Duitser dan dit wordt het niet, denk ik in stilte, niet gespeend van menig vooroordeel. Maar wederom is de service voortreffelijk.

Bij terugkomst liggen alle elf boeken prachtig uitgestald op een lange witte tafel. Een lange Duitser in een lichtblauwe pullover gluurt over mijn schouders mee.
Als ik een stap opzij zet, zet hij die ook. Als ik boeken betast, volgt zijn hand enkele seconden na de mijne. Ik bevries en wacht af. Zal hij het aandurven me aan te spreken?
In vlekkeloos Engels vertelt hij me dat hij erg onder de indruk was van mijn presentatie. Zijn vleierij heeft resultaat want ik ontspan. Dan plots, hakkelt hij of ik mijn drijfveer om te schrijven vind in de manier waarop anderen kijken naar mijn euhm… - zijn wijsvinger raakt zijn eigen vel aan ter illustratie van wat hij blijkbaar moeilijk te verwoorden vindt.
‘The colour of my skin?’, vul ik aan, op een manier die het midden houdt tussen zeggen en vragen. Ik hoor irritatie in mijn stem. Het is de omslachtige, voorzichtige opeenstapeling van woorden. En de lichtblauwe pull-over. Hij verwart het raciaal dilemma van mijn hoofdpersoon in het voorgelezen hoofdstuk met het opvallende van mijn aanwezigheid alhier (en wel vaker in literatuurland) als de enige zwarte vrouw in het gezelschap.
Ik laat het aan mijn lichaamstaal over hem te vertellen dat ik not exactly sta te popelen om een conversatie te hebben over mijn huidskleur, ras en/of allerhande culturele verschillen.
Waarom wil ik dat niet eigenlijk? Mijn werk roept het op. Mijn verschijning ook.

Mijn oog valt op het boekje met de titel Atlas Nègre. Het is geschreven door een witte Zwitserse jongeman. Zou hij hier nou ook mee zitten? Ik meen zeker te weten van niet.

Schaterdag. Mijn redacteur en ik bedanken Arne voor de lift en lopen naar het Literaturhaus toe. We lopen een ommetje door het Kielse bos. Ik zie een wit konijn en ja, ik denk aan dat ene bekende boek. Sta ik dus net fijn met een boom te levelen als we staande worden gehouden door een olijke Kielse op een omafiets. De vrouw valt ons nog net niet om de nek en roept uitgelaten dat ze ons die ochtend op de cover van de Kieler Nachrichten heeft gezien. Later blijkt dat ik er inderdaad frontaal op sta mét naam en toenaam en met ‘mijn Europa’ als ondertitel.
Een bladzijde verder staan negen witte Europese schrijvers netjes op een rij.
Alleen de Poolse schrijver en ik - een voor Nederlander doorgaande Afrikaans-Belgische schrijver - zitten hoog in de boom…
Ik gniffel: samen met de roodharige Duitse, het Franse homostel met de streepjestruien én de Iraanse schrijfster geef ik stilzwijgend gestalte aan het voor mij toch zo belangrijke thema diversiteit. In dit aangename - doch zeer provinciaalse, witte, autochtone - Kiel trekken we als vanzelf naar elkaar toe.

Hoog in de boom

Er volgt een uitgebreid programmaonderdeel over debuteren en werkprocessen, en een korter over engagement in literatuur. De redacteuren vertellen hoe en waar ze ons hebben ‘ontdekt’. Wij vertellen wat we aan hun kennis en inbreng hebben. ’s Middags is er een ‘politiek bewuste’ mediterraan ogende schrijver uitgenodigd. De Iraans-Duitse schrijver fluistert me in het oor dat het engagement van deze man vooral te maken heeft met zijn verbondenheid aan een politieke partij. Wat mij opvalt is dat hij mijn directe vragen over zijn afkomst ontwijkt. Herkenbaar ook, somehow.

Mijn boek én mijn performance vallen in goede, Duitse aarde: vanuit de twee aanwezige Duitse redacteuren is er interesse in mijn boek. Het zweet staat in mijn oksels, zozeer windt het me op. Mijn ervaren redacteur maant me tot rust en legt me kort doch grondig uit hoe zoiets gaat: eerst zal een ‘Dutch reader’ mijn boek lezen, waarna een uitgebreid leesverslag wordt uitgebracht. ‘Daar gaan echt maanden overheen, Nes. Dus nee, voor de Frankfurter Buchmesse zullen die Kleenex Kronieken van je niet worden vertaald.’ Balen, zeg. Allez! Hoe zeg je dat in het Duits? ‘Die Nase gestrichen voll haben’. Of kortweg ‘scheiße’? Geduld is niet mijn ding.

Schaterdagavond, wordt met drank en dans afgesloten in de hotelbar. De andere Nederlandse redacteur, de Italiaanse schrijver en de Nederlandse redacteur dansen uitgelaten op Beyoncé. Nu wordt het gezellig maar mijn redacteur herinnert me subtiel aan onze vroege trein terug.
We keuvelen op haar balkon nog even gezellig na over het festival en de mensen en ook kort over mijn geworstel met mijn volgende boek. Op de reling verschijnt een wit konijn. Het lonkt en zegt: ‘Grüß Gott.’ Ik kijk nog naar de hemel, maar God is nergens te zien.

We eten zoute stokjes uit de minibar, negeren het konijn en laten onze ogen rusten op het fjord.

Pier

Ten behoeve van de residentieperiode van Neske Beks in Duitsland en de uitwisselingen aldaar werd een fragment uit De kleenex kronieken in opdracht van het Letterenfonds vertaald door Gerd Busse.

Meer informatie

De actrice leest mijn woorden voor. Het is een genot om naar haar te luisteren en ik krijg goesting om ook te performen, dus in plaats van zittend voor te lezen ga ik er voor staan: even knallen met die taal.

Schrijver

Neske Beks

Neske Beks debuteerde met De Kleenex Kronieken (Podium, 2014). Ze is een van de geselecteerde debutanten uit de derde lichting van het Letterenfonds. Op uitnodiging van het Letterenfonds en met steun van de Nederlandse ambassade nam ze deel aan Das Europaisches Festival des Debutromans 2016 te Kiel.

Bekijk alle weblogs van Neske Beks