nieuws

Zorgen over positie werknemers en zzp’ers in cultuursector

Verkenning arbeidsmarkt SER en Raad voor Cultuur

27 januari 2016

Werknemers en zelfstandigen in de cultuursector hebben vaak een zwakke arbeidsmarkt- en inkomenspositie. Dat blijkt uit een verkenning die de Raad voor Cultuur en de Sociaal- Economische Raad samen hebben uitgevoerd. De raden concluderen dat de arbeidsmarktsituatie in de cultuursector zorgwekkend is.

In de hele cultuursector vindt al jaren een verschuiving plaats van loondienst naar zelfstandigheid. Het aantal zzp’ers is in de periode 2009 tot en met 2013 met 20,4 % toegenomen tot bijna 106.000. De gemiddelde toename van het aantal zzp’ers in de Nederlandse economie was in dezelfde periode 9,6%.

Ontwikkelingen arbeidsmarkt cultuursector

Werknemers in de cultuursector zijn vaak uit noodzaak zelfstandig geworden, stellen de SER en de Raad voor Cultuur. Daardoor leven zij in onzekerheid over de continuïteit van hun werk en omdat de tarieven voor zelfstandigen onder druk staan, verdienen zij aanzienlijk minder. Het lagere inkomen heeft ook gevolgen voor de inkomenszekerheid; veel zzp’ers kunnen een arbeidsongeschiktheidsverzekering of pensioenregeling niet betalen.

In 2013 verdienden zzp’ers in de cultuursector gemiddeld € 21.908. Dit is ruim tienduizend euro lager dan het modaal bruto-inkomen in dat jaar (€ 32.500). Beeldend kunstenaars verdienden in 2013 gemiddeld € 13.990, muzikanten € 16.400, schrijvers € 20.500, filmmakers € 21.500 en acteurs € 26.900. Onder de categorie schrijvers vallen in deze verkenning onder meer auteurs, vertalers en scenario- en scriptschrijvers.

Omdat de vraag naar betaalde arbeid is afgenomen, is de concurrentie tussen werkenden in de sector groot, waardoor vaak voor zeer lage tarieven wordt gewerkt. Soms werkt men zelfs gratis, alleen maar om het eigen beroep te kunnen uitoefenen en in de hoop op betaalde werkzaamheden in de toekomst.

Minder loondienst, meer zelfstandigheid

Het aantal banen voor werknemers in de cultuursector is met 12,3% afgenomen (gemiddelde in Nederland: 2,5%). Tegelijk is het aantal tijdelijke banen toegenomen. Door deze daling en de toename van het aantal zelfstandigen in de sector vindt er een verschuiving plaats van loondienst naar zelfstandigheid. Dit komt over de hele linie van de cultuursector voor.

Eind 2013 was 42% van de beroepsbeoefenaren in de cultuursector zelfstandig. Het gemiddelde in de Nederlandse economie was op dat moment 16%. Vooral kunstenaars zijn veelal zelfstandig (gemiddeld 60%), bij de andere creatieve beroepen lag dat gemiddeld op ongeveer 40%. Van de beeldende kunstenaars was zelfs 90 procent zelfstandige, van de ontwerpende kunstenaars de helft, van de uitvoerende kunstenaars ruim tweederde en van de schrijvers en overige kunstenaars 63 procent.

Voor een deel van de zelfstandigen is er geen duidelijke werkgever aan te wijzen. Daarnaast is er een grote groep zelfstandigen die zich genoodzaakt ziet deze weg op te gaan, omdat zij hun beroep niet (meer) in loondienst kunnen uitoefenen. Voorbeelden hiervan zijn onder andere vertalers, scenarioschrijvers en muziekdocenten.

Commissie

De verkenning arbeidsmarkt cultuursector is uitgevoerd door een gezamenlijke commissie van de SER en de Raad voor Cultuur, onder leiding van SER-Kroonlid Evert Verhulp. De commissie gebruikte onderzoeksgegevens, literatuur en organiseerde vier rondetafelgesprekken met personen en organisaties uit - of betrokken bij - de cultuursector.

Lees voor meer informatie de Verkenning arbeidsmarkt cultuursector.