Reisverslag #5: Beijing
Hof van Vreugderood, Rijstgeurendorp en Lotuswortelpaviljoen
Silvia Marijnissen – 19 augustus 2015
Als ik na tien uur vliegen aankom, staat er gelukkig een vriendelijke student me op te wachten die me naar een taxi loodst waarmee we naar de Beijing Normal University rijden. Daar zal ik de komende week verblijven om deel te nemen aan een tweedaags congres over Mo Yan, van wie ik net een tweede boek aan het vertalen ben, en om Beijing en de Chinese taal weer eens goed op te snuiven.
Voorlopig is het wennen. Buiten het vliegveld staan we al snel in de file en zie ik de grauwe hemel, die weinig goeds belooft voor het opsnuiven van de lucht, een gedachte die ik snel uit mijn hoofd ban. De jongen is erg aardig en doet zijn best. Hij studeert literatuur- en vertaalwetenschap, dus hebben we genoeg te bepraten. Tot bij mij de vermoeidheid toeslaat. Wanneer hij er plotseling over begint dat ik die avond een afspraak heb met Shi laoshi, ‘leraar Shi’, ontstaat er verwarring. Ik leg hem uit dat dat niet kan, dat ik die avond een afspraak heb met een vriendin. Maar hij blijft vriendelijk aanhouden en dus zoek ik naar een oplossing. Die is vrij eenvoudig: hij geeft me zijn mobiel zodat ik zelf met deze Shi laoshi kan praten. En dan herken ik meteen haar stem: Shi laoshi en mijn vriendin zijn dezelfde persoon! Ik weet niet goed of ik moet lachen om mezelf of boos op mezelf moet zijn vanwege de verwarring. Hoe kan ik nu Xie als Shi verstaan? En ik weet heus wel dat ze in China iemand die leraar is ook altijd leraar noemen, al zie ik haar in de eerste plaats als Xie Anqi en pas in de tweede plaats als vioollerares. En dat zij niks te maken heeft met de mensen van het congres of de universiteit zegt ook niks, je werkt hier immers al snel via allerlei guanxi, je netwerk van mensen, om dingen te regelen en af te spreken.
Eenmaal in mijn hotelkamer op de vijftiende verdieping zie ik de grijsgelige lucht pas echt goed. Eenentwintig jaar geleden, toen ik een tijdje aan de Peking University studeerde, was deze stad mijn eerste kennismaking met China. Destijds glansde en glinsterde Beijing in oktober in de prachtige herfstzon. De luchten waren helblauw en hoog; de gele bladeren staken daar fleurig bij af. Zelfs de huizen en gebouwen, allemaal grijs en grauw, leken door die zon een beetje te stralen. Nu, zo’n twintig jaar later, glanzen en glinsteren de hotels en kantoorcomplexen van het marmer, het metaal en het vele glas, maar Beijing lijkt begraven onder een grauwe, zware lucht en de herfstbladeren zijn bruin en dof. Op internet zoek ik op hoe het er met de smog voorstaat. Vandaag is ‘paars alarm’, wat al slecht is op de totale schaal van groen, geel, oranje, rood, paars en bruin, maar voor de komende dagen wordt bruin verwacht. Pech. Niet aan denken. Maar die avond geeft Anqi me meteen een mondkapje en de waarschuwing om maar beter zoveel mogelijk binnen te blijven…
Live muziek in het restaurant
Eten is altijd een belangrijk onderdeel van een verblijf in China, dus zitten we in een restaurant. Het maakt een vrij luxe indruk, net zoals alle andere waar ze me die week mee naar toe neemt. Steeds weer zijn de gerechten zalig en eet ik meer dan goed voor me is. De bediening is aangenaam behulpzaam en praatgraag, vaak gekleed in meer traditionele kleding, de restaurants zijn mooi en elegant ingericht, met hout en stemmige, bijpassende kleuren, het licht is gedempt en de sfeer is ontspannen. Typisch voor dit restaurant, met een regionale keuken, is dat er veel aan of bij de tafel wordt klaargemaakt of gesneden. Het komt me zo voor, de laatste jaren, dat China zichzelf aan het her-uitvinden is: deze restaurants grijpen terug op het China van het late keizerrijk, het lijkt een moderne vorm van het China van eind negentiende, begin twintigste eeuw, ze creëren een China dat in feite nooit heeft bestaan, maar dat door middel van soms wat clichématige ideeën een nieuw traditioneel beeld oproept.
Hetzelfde is terug te zien in de postercampagnes van de Chinese Droom, die met de komst van president Xi Jinping zijn begonnen. Met afbeeldingen van onder meer traditionele papierknipsels of Chinese peutertjes met een kaal hoofdje en vlechtjes erop wordt de bevolking gewezen op de juiste normen en waarden. Dat is misschien niet wezenlijk anders dan ‘onze Rutte’ die een toespraak houdt over het Dikke Ik, maar de traditionele afbeeldingen erbij zijn opvallend.
Links: “Op de weg van de droom: Elkaar helpen in vriendschap.” Rechts:: “Vriendelijkheid en liefde.”
Tijdens een paar etentjes neemt Anqi studenten mee. Een mooie kans voor mij om een beetje inzicht te krijgen in hoe deze mensen in het leven staan. De herstructurering en uitbreiding van de stad blijven nog altijd doorgaan, wat zijn de sociale gevolgen daarvan? Hoe is het leven in een stad van zo’n 20 miljoen inwoners? Hoe kijken jonge Chinezen naar hun studie en toekomstige werk, de relatie tussen werk en privéleven, de snelle veranderingen in China, de slechte werkomstandigheden van fabrieksarbeiders, de enorme luchtverontreiniging en andere ecologische problemen? Waar wij in het westen vooral problemen zien, zien Chinezen kansen en vooruitgang.
Tussen deze ontmoetingen en bezoekjes aan boekhandels door probeer ik ook iedere dag wat tijd vrij te maken voor het voorbereiden van het congres. Ten slotte moet ik niet al te veel buiten lopen! Zelf ga ik praten over de problemen van het vertalen van het Chinees naar het Nederlands, met voorbeelden van Mo Yan. Hoe vertaal je typisch Chinese dingen voor Nederlandse lezers, die vaak niets van de Chinese conventies weten? Idealiter zou ik willen dat mijn vertaling een vergelijkbaar effect heeft als in het origineel. Hoe metaforen en uitdrukkingen overkomen op Chinese lezers is bijvoorbeeld iets dat ik deze week met meerdere mensen in detail bespreek, puur om te weten of iets dat mij voorkomt als opvallend of origineel op dezelfde manier werkt voor Chinese lezers. Een voorbeeld is de zin 咱去弄个叫花子当替死鬼,来他个偷梁换柱李代桃僵. Letterlijk staat daar: we laten een bedelaar de plaats innemen van de ‘duivel’ die moet gaan sterven, we stelen een balk en vervangen hem door een pilaar, laten de peer sterven in plaats van een perzik. (Dit zegt een dochter over haar vader die ter dood veroordeeld is, ze wil zijn plaats door iemand anders laten innemen.) Het tweede deel bestaat uit twee vier-karakter uitdrukkingen, die in het Chinees kort, snel en makkelijk klinken. Denkt een Chinese lezer daar nog steeds aan balken, pilaren, peren en perziken? Waarschijnlijk blijft toch vooral de strekking van ‘vervangen’ hangen. Het zijn standaard uitdrukkingen, iedereen kent ze wel. Na wat gesprekjes weet ik zeker dat ik de letterlijkheid moet laten varen, en wordt het ‘We kunnen jouw plaats wel door een bedelaar laten innemen – gewoon een kwestie van stuivertje wisselen’, omdat het vooral als een vlotte babbel moet klinken, met een uitdrukking erin. En zo maak ik een stukje verder een eigen, aangepast rijmpje (van diezelfde dochter): ‘Maar je bent en blijft toch mijn pa, er is geen honing zonder bij, er is geen kip zonder ei, er is geen ik zonder jij, liefde hoort bij gezangen, kleren kun je vervangen, maar een vader zet je niet opzij.’ In het Chinees staat er in plaats van honing zonder bij, hemel zonder aarde, maar dat rijmt niet op ei. Vertalen is transformeren.
De smog blijft de hele week een probleem en is steevast het eerste gespreksonderwerp. In plaats van ‘Lekker weertje vandaag’ zeg je ‘de lucht is niet best vandaag’ of ‘vandaag is het beter gesteld met de lucht’. De dag voor het congres spreek ik af met Hu Xudong, de dichter die in het voorjaar op het Poëziefestival in Rotterdam is geweest.
Hu Xudong from Poetry International on Vimeo.
Uit zijn mails en zijn geduldige antwoorden op mijn vragen heb ik de indruk gekregen dat hij een aardig persoon moet zijn, en dat klopt. Hij rookt zelf als een ketter, maar begint al vrij snel over de luchtverontreiniging en zijn bezorgdheid over zijn dochtertje van anderhalf dat soms dagen achtereen niet naar buiten kan omdat de lucht te slecht is. Binnenshuis moet een luchtzuiveringsapparaat het beter houden. Dat heb ik al vaker gehoord, vrijwel iedereen die ik deze week ontmoet blijkt zo’n apparaat in huis te hebben staan.
Natuurlijk zoeken we een smakelijk restaurant op, en twee uur lang praten we vooral over moderne poëzie. In de boekhandels had ik al gezien dat het poëzierayon flink was gekrompen, er waren hooguit twee planken, waar er drie, vier jaar geleden nog zeker een paar kasten vol stonden. Maar, zo verzekerde Hu Xudong mij, dat betekent niet dat er geen poëzie meer geschreven en gelezen wordt, de omloop is alleen veranderd. Poëzie wordt nog steeds uitgegeven, maar mensen wisselen hun bundels met elkaar uit en de verkoop vindt vooral via internet plaats. Sowieso wordt er in China veel gelezen. Zo is het altijd weer verrassend om te zien hoe druk bezocht de boekhandels zijn. Velen, jong en oud, zitten ergens langs de muur een boek uit de winkel te lezen, net zo lang tot ze het uit hebben, maar zonder het te kopen – een volkomen geaccepteerde praktijk in China.
De volgende dag is het congres, het gaat op een paar pauzes na onvermoeibaar door van 9.00 uur ’s ochtends tot half tien ’s avonds.
Congres over Mo Yan (derde van links)
De rode draad is het plaatsen van Mo Yan binnen de hele moderne Chinese literatuur, waarbij er regelmatig een directe lijn wordt getrokken van Lu Xun, de vader van de Chinese literatuur die aan het begin van de twintigste eeuw schreef, naar Mo Yan, de Nobelprijswinnaar voor de literatuur van 2012. De literaire stroming xungenpai, ‘zoektocht naar de eigen wortels’, wordt herhaaldelijk genoemd, en Mo Yan krijgt veel lof, onder meer voor zijn humor en het blootleggen van maatschappelijke ontwikkelingen. Kritische noten zijn er niet, dat moet je misschien ook niet verwachten op een Chinees congres waar Mo Yan in het zonnetje wordt gezet. Duidelijk is vooral dat de Nobelprijs voor Mo Yan van groot belang is voor het gevoel van identiteit en eigenwaarde voor de Chinezen. Over zijn taalgebruik, wat mij als vertaler het meeste interesseert, wordt weinig gezegd, maar de contacten met de andere Mo Yan-vertalers maken veel goed. Toch is het werkelijke hoogtepunt voor mij misschien wel dat Mo Yan zelf op de tweede dag, tijdens een besloten slotdiner met vooral vertalers, plotseling een aria uit een Maoqiang-opera begint te zingen – de volksopera in de roman De sandelhoutstraf die ik juist aan het vertalen ben, en die daar de Kattenopera heet, een homoniem in het Chinees van maoqiang, ook zo’n vertaalprobleem waarover ik lang heb gepiekerd. Voorbeelden van de Maoqiang-opera kun je natuurlijk op internet beluisteren en bekijken, maar dit haalt het zoveel dichterbij!
Als ik de laatste dag de gordijnen opendoe word ik verrast door de stralend blauwe lucht waarmee ik Beijing in mijn herinnering associeer. Mijn vlucht gaat pas rond middernacht zodat ik nog een hele dag voor me heb. Ik twijfel of ik naar het huis en de tombe van Cao Xueqin zal gaan, de schrijver van De Droom van de rode kamer, of naar het park van De droom van de rode kamer, dat gebaseerd is op de populaire soap die van het boek is gemaakt. Beide lokken, want het gaat hier om de beroemdste klassieke Chinese roman, die ik, samen met Mark Leenhouts en Anne Sytske Keijser aan het vertalen ben. Van het verhaal, uit de achttiende eeuw, over een rijke, vooraanstaande familie die aan de grond raakt worden nog geregeld nieuwe soapseries, films en toneelstukken gemaakt. Aangezien het huis en de tombe van de schrijver ver buiten de stad liggen en er over de authenticiteit van beide de nodige discussies gaande zijn, besluit ik me over te geven aan de soap.
Een huis in het park Panoramatuin (naar de beroemde tuin in de roman De droom van de rode kamer)
En daar heb ik geen spijt van. Soap of niet, het is fantastisch om te zien hoe de privévertrekken van vele personages uit het boek, met welluidende namen als Wilde Gemberhal, Hof van Vreugderood, Sijpelende Geurenpaviljoen, Brokaattoren, Rijstgeurendorp, Veranda Duizendknoopwind, Lotuswortelpaviljoen, Purperen Waternooteiland, die ons, drie vertalers, al de nodige hoofdbrekens hebben opgeleverd, hier zijn vormgegeven. Het mag dan allemaal een nep en kitsch kantje hebben, door rond te dwalen in het park komt het boek wel degelijk tot leven. Ik ken de namen van de gebouwen, ik ken de personages die er wonen, ik krijg zin weer aan het vertalen te gaan. Tot slot duik ik nog even een piepkleine tentoonstelling binnen over de schrijver en de ontstaansgeschiedenis van het boek. Recht voor de ingang staat een gigantisch bronzen hoofd van de schrijver, met een glimmende neus van de vele handen die er overheen zijn gegleden. Ik sluit me aan bij de andere bezoekers en doe het zelfde, terwijl ik me afvraag wat Cao Xueqins neus van de huidige lucht in Beijing zou hebben gevonden.
Cao Xueqin, schrijver van De droom van de rode kamer
Letteren &cetera
Silvia Marijnissen is op donderdag 24 september te gast in de literaire talkshow Letteren &cetera. Kenneth van Zijl gaat met haar in gesprek over De sandelhoutstraf van Mo Yan, haar vertaling verschijnt op 15 september bij De Geus. Publiek is van harte welkom bij de opname, die plaatsvindt in de bibliotheek van het Letterenfonds. Reserveer hier: www.letterenetcetera.nl.
Lees ook de eerdere reisverslagen:
- ‘Kami bangsa Indonesia…’ door Kester Freriks
- Klooster zonder God door Wytske Versteeg
- Chronische onvolledigheid door Sana Valiulina
- Het fin de siècle van de jaren negentig door Jannah Loontjes