Enkele keren eerder was ik in Indonesië, en elke keer stelde ik mezelf een andere opdracht. De eerste keer wilde ik in mijn geboortestad Jakarta het huis terugvinden aan de Jalan Manggarai waar ik mijn eerste levensjaren doorbracht.
Dat was toen, in de jaren vijftig, een wijk voor piloten, telegrafisten en ander vliegend KLM-personeel dat tijdelijk in dienst was van de nationale luchtvaartmaatschappij Garuda Indonesia. Later, in 1996, maakte ik een rondreis door de archipel in de voetsporen van de Nederlands-Indische schrijfster Maria Dermoût. Dat werd een schrijversbiografie, Geheim Indië.
En nu is het maart 2015. Opnieuw ben ik in Indonesië, ditmaal met een andere reden. Op 17 augustus 1945 riepen president Soekarno en vicepresident Mohammed Hatta de Onafhankelijkheid van Indonesië uit. Ze deden dat op de veranda van Soekarno’s huis aan de Jalan Pegangsaan 56 Timur, ofwel Oostzijde. Het was een vrijdagochtend, tien uur. In de geschiedenis van de onafhankelijkheid van de voormalige westerse koloniën is het uitroepen van de zelfstandigheid van Indonesië een bijzondere gebeurtenis, die een reis meer dan rechtvaardigt.
Laten we eerst eens terugkeren in de tijd. Aan het einde van de zestiende eeuw, in 1596, ging de Nederlandse vloot van Cornelis de Houtman voor anker in de baai van Bantam op Java. De eilanden in de Indonesische archipel genoten wereldwijd faam als de specerijeneilanden. Nootmuskaat, kruidnagel en peper waren de kostbaarste kostbaarheden van het Verre Oosten. De roep van de specerijen bereikte de westerse landen langs de Zijderoute, maar die ging over land. Nederland rustte een scheepsvloot uit. Al snel veroverden de Nederlanders de specerijeneilanden op de Portugezen en Britten en vestigden er met geweld een handelsmonopolie. Indonesië kreeg de benaming Nederlands-Indië en zorgde voor extreme rijkdom voor de Nederlandse staat.
In de loop van de koloniale geschiedenis is Nederland ervan uitgegaan dat het ongestraft en ongehinderd het land kon „uitbuiten”, om met de woorden van Multatuli in de Max Havelaar (1860) te spreken. Opstand tegen het koloniaal gezag werd door het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger neergeslagen. Twee dagen na de capitulatie van Japan, op 15 augustus 1945, riepen Soekarno en Hatta op 17 augustus de onafhankelijkheid uit.
Diorama van de aankomst van vicepresident Hatta (links) en president Soekarno op het station van Jogjakarta, 1945. Jogjakarta is Republikeins gebied.
Ik land in Jakarta op het Soekarno-Hatta International Airport om de historische plek waar het 70 jaar geleden allemaal gebeurde, Jalan Pegangsaan 56 Timur, te bezoeken. Het is voor mij altijd een sprekend detail dat de achtbaans autoweg van en naar de luchthaven gaat over de voormalige startbanen van het vliegveld Kemayoran; mijn vader was in de jaren vijftig telegrafist van de KLM en Garuda Indonesia en taxiede over deze banen.
De bestuurder van het busje dat me naar het hotel brengt manoeuvreert ongehoord behendig en soepel door de aanzwellende verkeersstroom van duizenden motorfietsen, minibusjes, glanzende limousines en met ijzerdraad aaneengeregen, andere vormen van gemotoriseerde voortgang. ‘s Avonds ga ik de miljoenenmetropool in en omring me met de geuren, de geluiden, de stemmen, de tropische temperatuur. In warongs branden vuurtjes. Ze zijn van de weg afgescheiden met een eenvoudig stuk plastic. Een olielamp werpt grillige schaduwen. Ik bestel rijst met groente.
*
Het huis van Soekarno waar hij, staande op het bordes, de Proklamasi uitsprak blijkt verdwenen. Het is in de jaren zestig tijdens de communistenjacht afgebroken om plaats te maken voor een reusachtig complex, opgetrokken uit beton, dat grote volksbijeenkomsten moest herbergen. Ik heb een afspraak gemaakt met een oud-vrijheidsstrijder van toen. Hij leidt me rond en wijst op de plek waar het huis van Soekarno stond. Op foto’s zag het er heel eenvoudig uit, zoals vele huizen in het oude Indië. Een laag pannendak, witte muren, grote vensters en een bordes. Jarenlang heette het Rumah Bung Karno, de kamer of het huis van Vriend Soekarno. Op vrijdagochtend tien uur trad Soekarno hier naar buiten, met aankomend vicepresident Mohammed Hatta aan zijn zijde. Tot diep in de nacht was er koortsachtig overleg geweest tussen Soekarno, Hatta en de jonge en oudere vrijheidsstrijders. In allerijl schreef Soekarno op een briefje de vrijheidsverklaring, die slechts uit twee zinnen bestaat. „Wij, het volk van Indonesië, verklaren hierbij Indonesië onafhankelijk…”
Het is verbazingwekkend dat dit voor de zelfstandigheid en eenwording van Indonesië zo belangwekkende huis is afgebroken. Er zijn destijds foto’s van gemaakt, ik haal ze te voorschijn. Op het grasveld voor het huis plantte een vrijheidsstrijder een bamboestok. Die nacht had de derde vrouw van Soekarno, Fatmawati, terwijl Soekarno zelf elders onderhandelde over de Proklamasi, uit een strook rode en witte stof de Indonesische vrijheidsvlag in elkaar genaaid, eerst met de hand, daarna verstevigd op een Singer-naaimachine.
Het hijsen van de nationale Indonesische vlag door Peta-officier Latief Hendraningrat, 17 augustus 1945. Soekarno’s vrouw Fatmawati zien we op de rug, met hoofddoek.
Op deze lieu de mémoire hebben Indonesische architecten werkelijk iets groots verricht: op een weids betegeld plein verrijzen Soekarno en Hatta als twee reusachtige standbeelden, gegoten in brons. Ze staan op sokkels van roodmarmer. Achter hen is een haag van zeventien roodstenen halve bogen gemaakt, die de 17de augustus representeren. Voor die haag zijn vijf zuilen opgetrokken, als representatie van de vijf principes waarop de Indonesische eenwording is gebaseerd, de Pancasila. Dit zijn: rechtschapenheid, geloof in de ene en enige God, democratie, sociale rechtvaardigheid en beschaafde menselijkheid. Er staan tal van vergelijkbare herdenkingsbeelden in Indonesië, aldoor groots en overweldigend opgezet.
Diezelfde dag bezoek ik het niet ver van Jakarta gelegen Museum Proklamasi. Dit huis is opgetrokken in art-decostijl, en werd in 1920 ontworpen door de Nederlandse architect J.F.L. Blankenberge. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het huis bewoond door de Japanse admiraal Tadashi Maeda. Het ligt aan de Jalan Imman Bonjol, een bomenrijke laan. Het gehele huis is versierd met de kleuren rood-wit, de nationalistische kleuren. Er wapperen rood-witte vlaggen en banieren, rood-witte rozetten versieren het hekwerk eromheen. Voluit heet het Museum Perumusan Naskah Proklamasi, ofwel het museum gewijd aan de totstandkoming van het manuscript dat Proklamasi betekent. Het huis is witgepleisterd, de luiken en kozijnen zijn lichtgeel geverfd. Ik loop de hal van Maeda’s witte villa binnen. Het is er stil, ruim en koel. De vloer is betegeld. Een trap voert in een wijde, sierlijke boog naar de eerste verdieping. Daaronder staat een zwarte vleugelpiano, waarvan de klep is gesloten. Op een kier na zijn de lichtgele luiken, onderverdeeld in smalle horizontale latjes, gesloten. Gesluierd licht, het licht van Indische interieurs, valt naar binnen. De bovenlichten zijn van glas in lood. De koperen trapleuning en de spijlen zijn versierd met ornamenten. Er is niemand te zien. De museumwachten verblijven buiten, in de schaduw van het huis.
Museum Perumusan Naskah Proklamasi
Links in de hal bevindt zich een kamer, waarvan de deur openstaat. Ik stap de drempel over. Op de glanzende parketvloer ligt een beige kleed. Het meubilair is van Gispen, lichtbeige bekleding en chroomstalen blinkende buizen. Een bank en drie stoelen. Een lage, glazen salontafel staat in het midden. Voor de drie hoge ramen hangen blauwe gordijnen, ter hoogte van de vensterbank opgebonden door een koord. Het lijken toneelgordijnen. In deze kamer verwelkomde admiraal Maeda die avond van 16 augustus 1945 Soekarno en Hatta met de diplomatieke pemoeda ofwel vrijheidsstrijder Soebardjo. Hier vonden de eerste besprekingen plaats over de onafhankelijkheidstekst.
Soekarno en Hatta zaten broederlijk op de bank, Maeda en Soebardjo hadden plaatsgenomen op de stoelen. Een foto aan de muur toont het gezelschap. In korte bewoordingen geeft het onderschrift de historische gebeurtenis weer. Verder is de ruimte geheel leeg. Geen documenten op de salontafel, evenmin versiering aan de muren. Na deze besprekingen begaf het gezelschap zich naar de belendende tuinkamer, beheerst door een lange tafel van donker, glimmend mahoniehout. Het was inmiddels drie uur in de ochtend.
Ik loop nu diezelfde tuinkamer binnen. De houten vloer glanst van opgewreven boenwas. Gefilterd licht valt door de los geweven gordijnen naar binnen. Hier zit het drietal bijeen als wassen beelden op ware grootte, bijna levensecht. Het tafereel lijkt een driedimensionale sculptuur. Aan het hoofd van de tafel, met de rug gekeerd naar de tuindeuren, zit Soekarno met aan zijn rechterhand Hatta en links Soebardjo.
Hun onverwachte, fysieke aanwezigheid komt als een schok. Soekarno draagt een smetteloos wit kostuum en op het hoofd zijn onafscheidelijke zwarte petji, die kort na de proclamatie het nationale symbool zou worden. Hatta draagt een licht kostuum, met stropdas. De onbeweeglijke, wassen beelden nemen me door de tijd heen mee naar die nacht van 16 op 17 augustus 1945, en de stroomversnelling van gebeurtenissen die daarop volgde.
De handgeschreven Proklamasi.
Het begon allemaal met een inderhaast uitgescheurd velletje papier, waarop Soekarno schreef ‘Proklamasi’. Geen uitroepteken, wel een onderstreping. Het handschrift aarzelend en voorzichtig. Ik loop om de tafel heen en kijk over de schouder van Soekarno naar de pen in zijn rechterhand. Zijn houding is roerloos, toch lijkt het of de pen in zijn hand beweegt. Alsof ik de woorden zie ontstaan: ‘Kami bangsa Indonesia…’ De doorhalingen in het handschrift bewijzen dat het eerste ontwerp tot op het laatste ogenblik veranderd werd. Hatta en Soebardjo gaven hun visie mondeling door, zij hadden kennelijk geen enkele aantekening gemaakt tijdens de bespreking met Maeda.
Naast de eetzaal bevindt zich een kleine ruimte die aan de keuken grenst. Hier was een typekamer ingericht, waar één van Maeda’s medewerkers, de jonge Sayuti Melik, de onafhankelijkheidsverklaring uittypte op een schrijfmachine van Duitse makelij.
De leiders voltooiden de rondgang door Maeda’s huis in de hal. Daar hadden zich ondertussen een kleine dertig vertegenwoordigers van uiteenlopende groeperingen uit de onafhankelijkheidsbeweging verzameld. Zeker mogen de islamitische belanghebbenden niet vergeten worden. Zij streefden geen republiek na maar de vestiging van een islamitische staat. De nationalisten en ook Maeda waren hierop tegen. Het conflict dreigde te escaleren. Een verzoeningscomité bepleitte dat iedere Indonesiër gebonden zou zijn aan de islamitische wetgeving en dat alleen een mohammedaan president van Indonesië zou kunnen worden. Dit weer tegen de wil in van christelijke gezanten in Maeda’s villa.
Uiteindelijk las Soekarno de verklaring voor.
‘Bent u het hiermee eens?’ vroeg Soekarno.
De aanwezigen beantwoordden zijn vraag met geestdrift en enthousiasme. Daarna ondertekenden Soekarno en Hatta, op de gesloten klep van de piano, de verklaring. Soekarno schrijft zijn signatuur in ronde letters, met een punt achter zijn naam en daarachter een korte krachtige streep. Hatta verbindt aan de hoofdletter van zijn naam een sierlijke zigzaglijn en plaatst zijn handtekening schuin op het papier. Het geschrevene dat Indonesië onafhankelijkheid en zelfstandigheid moest geven, was voltooid. Een korter, bescheidener tekst voor zo’n ingrijpende gebeurtenis is nauwelijks voorstelbaar. Het aantal woorden telt slechts drieëntwintig.
Nu ik in de hal sta probeer ik me de historische gebeurtenis voor te stellen. De stem van Soekarno kan ik beluisteren dankzij een bandrecorder die in een hoek staat opgesteld. Ik schakel de recorder in, en daar klinkt zijn stem, nauwkeurig en verzorgd, ingetogen ook, beslist niet opruiend. Enkele keren opnieuw luister ik naar de beslissende woorden: „Kami bangsa Indonesia…” Ofwel: „Wij, het volk van Indonesië…”
Fotomontage van de nationale Indonesische vlag op de achtergrond. President Soekarno die de Proklamasi voorleest en de getypte Proklamasi, 17 augustus 1945.
De vraag die veel Nederlandse reizigers zich stellen als ze in Indonesië zijn is in hoeverre drieënhalf eeuw Nederlands kolonialisme zijn sporen heeft nagelaten. Toegegeven, er zijn een aantal Nederlandse woorden in het Bahasa Indonesia blijven steken, Nederlanders wijzen graag met trots op de brievenbussen die vaak onmiskenbaar Nederlands zijn. De architectuur en aanleg van steden als Jakarta, Bandung en Malang zijn beslist Nederlands te noemen, met ophaalbruggen en huizen met rode pannendaken, maar voor het overige is de Nederlandse tijd volkomen verdwenen uit het bewustzijn van de hedendaagse Indonesiër. Ik ontmoette mannen van diep in de tachtig, de vrijheidsstrijders van toen, en ja, zij spreken nog Nederlands en hebben Nederlands onderwijs genoten, zelfs universitair. Als Nederland nog voortleeft, dan is dat in de vrijheidsstrijd tegen de Nederlanders. Zowel in Jakarta als elders in het land zijn talloze musea gewijd aan het Tentara Nasional Indonesia; het Nationale Indonesische Leger.
In Bogor ten zuiden van Jakarta bezoek ik het PETA Monumen dan Museum, het museum dat gewijd is aan het vrijwilligersleger Pembela Tanah Air (Verdedigers van het Vaderland). Ook hier is de strijd van de legeronderdelen tijdens de Japanse bezetting aanschouwelijk gemaakt met behulp van wassen beelden en diorama’s. In Indonesië is het leger nooit ver weg, het krijgt tot op de dag van vandaag krijgshaftige uitbeeldingen .
Voor mijn reis is ook het vrijheidsmuseum Benteng Vredeburg in Jogjakarta van grote betekenis. Hier tref ik enkele vrijheidsstrijders van vroeger, de zogenoemde pemoeda’s. Ze leiden me rond door het voormalige Nederlandse fort, gebouwd in 1765 op steenworp afstand van de heilige kraton van de stad waar de soevereine sultan heerst. Steenworp zou ik beter kunnen vervangen door: op schootsafstand.
Benteng (Fort) Vredeburg, het huidige Museum Vredeburg van het Indonesische Nationale Leger
Het fort ligt uitermate strategisch aan de bomenrijke laan die de stad doorsnijdt, de Jalan Malioboro. ’s Avonds is het een uitbundig verlichte straat, geheel afgeboord met warongs. De witte muren van het fort worden fraai uitgelicht. Binnen zijn de voormalige barakken en wapendepots omgebouwd tot een permanente expositie van diorama’s die de Indonesische vrijheidsstrijd tegen de Nederlandse krijgsmacht weergeven in de Politionele Acties. De diorama’s maken abstracte geschiedenis levendig; scène na scène is nauwkeurig uitgebeeld in de vitrines. Op schaal staan de strijdende milities en de burgerbevolking voor me. Het landschap is met gevoel voor sfeer nagebootst. Het zijn net stilgezette filmbeelden.
In de eerste vitrine zien we Nederlandse militairen met groot geweld van tanks een dorp in de dessa binnen denderen. De bewoners rennen verschrikt alle kanten uit. In een volgende scène van de onafhankelijkheidsstrijd komt vanuit de verte een Nederlands konvooi een brug op gereden. De soldaten dragen kakikleurige camouflagepakken, helmen op. Ze begeleiden een tank. Het perspectief is vanuit de Indonesische zijde genomen. De vrijheidsstrijders, de pemoeda’s, hebben explosieven op onzichtbare wijze in de brug geplaatst. Een kringelend snoer loopt weg over de brug naar het ontstekingsmechanisme, opgesteld achter kamponghuizen. De Indonesische vrijheidsstrijders dragen zwarte overhemden, opengeknoopt tot aan hun middel, en een rood-witte haarband. De bewoners van de kampongs en van de dessa’s zijn hun vertrouwelingen. Vrouwen staan in een open dorpskeuken. De Nederlandse strijders rukken op in de volgende vitrine. En in de daaropvolgende is het gedaan met het vaderlandse bataljon: het dynamiet is geëxplodeerd. De tank is in het ravijn gestort, het lot van de soldaten laat zich raden. Ik loop in de halfduistere ruimte naar de volgende vitrine. Het is stil in het binnenste van het fort, met zijn metersdikke muren. Hier zien we een opstand uitgebeeld tussen een blanke plantagehouder en zijn koelies, zijn inheemse werklieden. Een ‘koelie’ wordt door een hulp van de blanke met een ijzeren ketting geslagen. Tegenover de blanke, die heerszuchtig en wijdbeens staat, heeft een horde armzalige arbeiders, hongerig en murw geslagen, zich verzameld. Het is een schrikwekkende scène waarin de blanke als een tiran wordt afgeschilderd die er niet voor terugdeinst met geweld zijn ondergeschikten tot de orde te roepen.
Maar duidelijk is dat dat niet lukt. In de volgende diorama zien we de opstand losbreken. Diorama’s als deze en tientallen anderen tonen over de hele archipel de schaduwzijde van de drieënhalve eeuw blanke koloniale overheersing. Het is een ontluisterende en onthullende visie die niet strookt met de gangbare Nederlandse visie: wij hebben Indonesië vorm gegeven, gecreëerd zelfs, tot welvaart en beschaving gebracht. Maar de Indonesiërs denken daar heel anders over. En het is die andere kant waarnaar ik op zoek ben geweest in hedendaags Indonesië – en die, ook tot mijn eigen ontsteltenis, zwarter was dan ik me had voorgesteld. Deze reis langs vrijheidsstrijders en historische diorama’s tekent een keerzijde van de Nederlandse aanwezigheid in de Oost, een keerzijde waaraan Nederland liever voorbijgaat maar die eerlijkheidshalve geschreven moet worden, en daartoe biedt Echo’s van Indië mij de kans.
Lees ook de eerdere reisverslagen:
- Klooster zonder God door Wytske Versteeg
- Chronische onvolledigheid door Sana Valiulina
- Het fin de siècle van de jaren negentig door Jannah Loontjes