Begin juni vond in Parijs ‘La traduction littéraire s’affiche’ plaats, een bijeenkomst van vertalers Nederlands-Frans en Frans-Nederlands die was georganiseerd door de Nederlandse ambassade in Frankrijk in samenwerking met het Nederlands Letterenfonds, de Franse vertalersvereniging ATLF en de Franse literaire vertaalopleiding CNL/ASFORED.
Op maandagmiddag 1 juni werd gestart met een door de ATLF georganiseerde paneldiscussie, ‘La traduction derrière les mots,’ met Patrick Maurus, Christophe Mileschi, Rosie Pinhas-Delpuech, Michel Volkovitch en gespreksleider Olivier Mannoni. Hoewel er in feite geen sprake was van een gemeenschappelijk thema, spitste de discussie zich al snel toe op twee onderwerpen, letterlijkheid versus ‘ontrouw’ en de vraag in hoeverre het vak van literair vertaler wordt bedreigd door computervertaalprogramma’s.
Alle deelnemers namen afstand van de langjarige Franse traditie van ‘les belles infidèles’, waarbij getrouwheid werd opgeofferd aan assimilatie. Tegelijkertijd had met name Michel Volkovitch kritiek op de Franse hervertalingen van de boeken van Dashiell Hammett, die hij juist weer een te grote letterlijkheid verweet, ten koste van het leesplezier. En de vraag of computervertaalprogramma’s ons het werk op termijn uit handen zullen nemen werd alleen bevestigend beantwoord door Christophe Mileschi; de andere panelleden, evenals de zaal, waren daarover veel sceptischer.
Een mooi initiatief, deze ‘table ronde’, al was het misschien nog mooier geweest als de discussie zich meer had toegespitst op een centraal thema en als er in het panel ook plaats was ingeruimd voor Nederlandse vertalers, zodat een strikt Franse onderonsje had kunnen worden vermeden. Een vergelijking van de Franse vertaalpraktijk met de Nederlandse zou beter in het kader van deze tweedaagse Frans-Nederlandse ontmoeting hebben gepast.
Na de paneldiscussie volgde een voordracht van Alain Van Crugten, getiteld ‘Traduction et adaptation au théâtre’. Als Franse vertaler van onder andere *Het verdriet van België *van Hugo Claus en diverse toneelstukken van Tom Lanoye heeft Van Crugten als geen ander ervaring opgedaan met teksten die niet letterlijk zijn te vertalen en dus, in zijn woorden, een zekere mate van ‘adaptation’, aanpassing, vergen. Zo werd Claus’ passage ‘Ik heb vanavond “O krinklende winkelende waterding, met ’t zwarte kabotseken aan” enz. gereciteerd. Ik moest het nog eens doen en zei: “O stinkende, winkelende paterding, schart er uw rokske maar aan.”’ bij van Crugten:
‘Ce soir je leur ai récité “Ô murmurante, chuchotante source douce avec tes reflets moirés” etc. On m’a demandé de le répéter et j’ai dit : “Ô purulente et chiante soupe aux choux avec tes reflets merdorés.”’
En werd ‘O Troje, ons Troje, ons wonderschoon Troje/Beschoten, vol doden, vol schroot en vol rook/Vol honger, gewond, overwonnen, ten onder/Verkommerd, verwrongen, ontbonden, verzwonden’ uit het toneelstuk Atropa van Tom Lanoye in het Frans:
‘Ô Troie, ô notre Troie, notre Troie magnifique
Qui était ville d’or, est pleine de corps morts
Blessée, cassée, défoncée et martyrisée
Bouleversée et révulsée et convulsée.’
De middag werd besloten met twee ‘vertaalslams’’, tussen Marianne Kaas en Rokus Hofstede (een fragment uit Je suis un écrivain japonais van Dany Laferrière) en Isabelle Rosselin en Bertrand Abraham (een fragment uit Roxy van Esther Gerritsen).
Vertaalproblemen
Op dinsdagochtend 2 juni boog een twintigtal vertalers Nederlands-Frans en Frans-Nederlands zich onder leiding van ondergetekende over de specifieke problemen die zich voordoen bij het vertalen uit het Nederlands in het Frans of uit het Frans in het Nederlands.
Allereerst waren daar de problemen die zich in beide richtingen voordoen, zoals het vertalen van bezittelijke voornaamwoorden, realia, dialect en sociolect en woordspelingen. Vertalers Nederlands-Frans hadden vooral moeite met Nederlandse modale partikels (‘toch’, ‘wel’, ‘nu’, ‘nog’ etc.), de vaak lukrake Nederlandse werkwoordstijden, registers, herhalingen in het Nederlands (sinds Flaubert in het Frans taboe), gedetailleerde positiebeschrijvingen (‘schuin tegenover’ etc.) en het veelvuldig gebruik van Engelse woorden, voor de Nederlandse lezer meestal begrijpelijk maar niet altijd voor de Franse. Vertalers Frans-Nederlands hadden het vaak aan de stok met lidwoorden bij geografische namen (‘het’ place of ‘de’ place), de lange Franse zinnen die veelvuldig problemen opleveren vanwege de structurele verschillen tussen de twee talen, het noodzakelijke vermijden van Nederlandse substantieven als vertaling van Franse en de Franse neiging om een combinatie van adjectief en substantief te vervangen door een adjectief met een ‘van-bepaling (‘l’ardeur du soleil, la fraîcheur du soir’).
Al met al een zeer geslaagde en geanimeerde bijeenkomst, die maar weer eens bewees hoe nuttig het kan zijn vertalers in en uit dezelfde taal met elkaar in contact te brengen. Dank hiervoor aan Margot Dijkgraaf, Bart Hofstede en het team van de Nederlandse ambassade in Parijs.
- zie ook Claire Darfeuille in ActuaLitté