European First Novel Festival Boedapest 2015
Een verkouden hotelspook
Elisabeth van Nimwegen – 12 mei 2015
Ze zeggen dat de ziel te paard reist. Een mooie gedachte, dan zou ik nu ongeveer in de buurt van Stuttgart moeten zijn, in een morsige herberg waar ze Semmelknödel mit Jägersosse serveren. Maar dat is niet het geval: een deel van mij heeft geweigerd het paard te bestijgen en doolt nog steeds door de brede straten van Boedapest. Zelfs op mijn vierde dag terug in Nederland zweef ik maar zo’n beetje door de dag, in een aanhoudende post-festival-high.
Er zit hier weliswaar een persoon achter de laptop die Elisabeth heet en dingen typt, maar ik hoef de ogen maar te sluiten en ik ben daar: ik sta weer op een lange, steile roltrap en daal af naar een van de bloedbanen van de stad, metrolijn 2, op weg naar de festivallocatie in het Millenárispark; ik eet kip Esterházy op de openingsavond van het festival, terwijl cultureel attaché Gábor Zech in prachtig Engels van alles over de geschiedenis van Hongarije vertelt; ik ben in gesprek met moderator András Forgách over essays van Montaigne die over symbiotische vriendschap gaan, net als mijn boek; ik sla weer mijn armen om Fabio heen, de Italiaanse first novelist, en om Franz, de Duitse representant, en we zweren elkaar dat de drie musketiers elkaar weer gaan zien en dat de avonden vol literaire bravoure en discussies niet voorbij zijn; ik ruik de fris troebele, iets ijzerachtige geur van de Donau als ik over de Elisabethbrug loop, en ik voel weer de zon op me schijnen wanneer ik met samengeknepen ogen in gesprek ben met Tamás Böröczki, van de Hongaarse uitgeverij Gondolat.
Dag 1: literaire workshop met alle 18 deelnemers in het Petofimuseum
Ik weet niet wat het is maar er is iets aan Boedapest waardoor je het gevoel hebt dat je deel uitmaakt van een verhaal, alsof je perceptie eens flink door elkaar wordt geschud. Zo hoorde ik om de zoveel tijd een geluid in mijn hotelkamer, alsof er iemand zachtjes nieste. De eerste keer keek ik (gewoon voor de zekerheid!) zelfs even of er toch echt niet iemand in de badkamer stond. Zo echt klonk het. Maar er was niemand. Het geluid bleef zich echter herhalen en gedurende de volgende dagen legde ik me er maar bij neer dat ik met een verkouden hotelspook zat opgescheept. Een ander moment was toen ik in de Gellertbuurt, op weg naar een ontmoeting met de vertaalster van een aantal fragmenten uit De smaak van ijzer ,Veronika Máthé, ineens een gekostumeerd echtpaar statig en langzaam op me af zag schrijden: een anachronistische gewaarwording waardoor ik me even in het Boedapest van 1900 waande. De vrouw droeg een zwarte parasol tegen de zon en keek dwars door me heen. De man lichtte even zijn hoed. Later begreep ik dat er een straatfestival gaande was met allerlei kunstinitiatieven en streetperformances.
Vervreemdend was ook dat een aantal van de andere first novelists onwaarschijnlijke gelijkenissen vertoonden met mensen die ik ken. Zo leek Karin Peschka uit Oostenrijk als twee druppels water op mijn Duitse nicht Sabine, zag ik in de Sloveense Davorin Lenko mijn oude klasgenoot en hardcore metallist Martin terug en voelde ik me bij Fabio uit Italië meteen op mijn gemak omdat hij me in zijn hele doen aan een van mijn broers herinnerde, inclusief zijn gevoel voor humor. Voelde ik me daarom zo op mijn gemak in de stad, op het festival? Misschien, maar toch vooral door de vriendelijkheid en kundigheid van de festivalmedewerkers en de kwaliteit van de programmering. En uiteraard door de gesprekken met andere schrijvers die tot in de late uurtjes doorgingen.
Eva Karadi, hoofdorganisator van het First Novel Festival, is niet alleen een charmante, intelligente gastvrouw bij wie je bij wijze van spreken zo op schoot zou willen kruipen, ze is ook inhoudelijk sterk. De eerste dag, donderdag, was in zijn geheel gewijd aan een gezamenlijke workshop. In de ochtend was het centrale thema The role of the writer en na een lunch in de tuin van het museum gingen we verder met een ander thema: The purpose of writing. In eerste instantie lijkt het misschien een gemeenplaats om over het doel van schrijven en de rol van de schrijver te spreken met ruim twintig auteurs, maar door de Europese context en de tijd die er werd genomen om dieper op dingen in te gaan, kwam er toch een interessant gesprek op gang. Schrijvers hebben in Hongarije een hoge status en er wordt veel van ze verwacht: ze vormen het geweten van de natie. Dat geldt trouwens voor alle voormalig communistische landen in Europa waar de intelligentsia een prominente rol heeft gespeeld in het bekritiseren en ten val brengen van het regime. Schrijven is hier per definitie politiek en de literaire standaarden zijn hoog: de toon van het gesprek is dan ook heel serieus. Een verademing na de relativerende vrijblijvendheid die soms zo kenmerkend is voor literaire bijeenkomsten in Nederland.
Dag 2: Overdag forumdiscussies (o.a. over genderinequalities in Europe) in Pont Europa en een korte maar hartelijke ontmoeting met ambassadeur Gajus Scheltema. Aansluitend kennismaking met Veronika in café Kelet waar zaterdag de Nederlandstalige boekendag plaatsvond. Kunstwerk is een leesstoel met George Orwell op het menu.
Tijdens het tafelgesprek op het Nederlandstalig boekenfestival in café Kelet vroeg iemand uit het publiek wat de zin van het European First Novel Festival was, aangezien de deelnemers elkaars werk niet konden lezen. Een terechte vraag maar toch kon ik haar moeiteloos beantwoorden. Om te beginnen zijn van iedere schrijver fragmenten in het Engels vertaald en gebundeld in een festivalcatalogus. We konden dus in ieder geval een indruk krijgen van de stijl en toon van elkaars werk. Bovendien hebben verschillende schrijvers gesprekken gevoerd met Hongaarse uitgeverijen. Dat wil niet zeggen dat het per definitie bij iedereen tot een vertaling komt, maar er worden in ieder geval contacten gelegd die nu, of op een later moment in de schrijfcarrière, van pas kunnen komen. En dan is er nog het abstractere gegeven dat je je er samen van bewust wordt dat je Europese literatuur schrijft, dat verhalen met elkaar samenhangen, in elkaar grijpen, elkaar beïnvloeden.
Dag 3: Eerst naar de Nederlandstalige boekendag met de Belgische deelnemer Bouke Billiet in café Kelet om deel te nemen aan een debat over de vraag waarom we nog lezen, aansluitend podiumdiscussie en interviews met alle first novelists op de boekenbeurs.
Voor mij persoonlijk hebben (naast contacten met uitgeverij Gondolat) al die discussies, panels, uitwisselingen en samenkomsten me gesterkt in mijn identiteit als schrijver. Had ik daar een buitenlands festival voor nodig? Nou, ja. In Nederland zou ik me niet zo snel vier dagen lang dag en nacht met schrijvers hebben omringd, en al helemaal niet met alleen maar debutanten. We waren daar geen concurrenten van elkaar, we hadden geen familiaire of andere praktische verplichtingen die de gesprekken onderbraken en we waren in een stad die we niet kenden en samen moesten ontdekken. Dat smeedt een band en is de beste voedingsbodem voor lange gesprekken over schrijven, favoriete boeken, de invloed van films op ons werk en al die andere thema’s die tijdens het festival ter sprake zijn gekomen. Het bijzondere van de keuze voor debutanten is dat we op precies hetzelfde punt in onze schrijfcarrière zijn. Hoe pak je je tweede boek aan? Mag je zelf bepalen wat er op de kaft van je boek verschijnt? Verdiep je de stijl die je tot nu toe hebt ontwikkeld of ga je juist een hele nieuwe richting op? En soms is het ook gewoon fijn om dingen bij elkaar te herkennen, zoals toen de Poolse deelnemer verzuchtte dat mensen altijd vragen als ze vertelt dat ze schrijft: “Oh nice, but what do you réally do?”
Pas op zondag, toen ik mijn korte nacht probeerde te verzachten met een warm bad hoorde ik het niezende spook van zo dichtbij dat ik het kon lokaliseren: het was de automatische geurverstuiver die met vaste intervallen een geurverfrisser de hotelkamer in spoot. Ook wel weer jammer dat ik nu weet wat het is. Ik ga niet eens mijn best doen om dat deel van mij dat nog in Boedapest is gebleven hierheen te halen. Bij mijn volgende bezoek aan Hongarije raap ik mezelf wel weer samen. Over een paar dagen vertrek ik naar Gent om de boekpresentatie van Bouke bij te wonen. Ik mail nu al driftig met de musketiers. Ik heb ongelofelijk veel contacten gelegd en er zijn mensen die ik zeker zal gaan terugzien, om te beginnen Tamás van uitgeverij Gondolat, die volgende week in Amsterdam is voor zaken.
Rest mij om een aantal mensen zonder wie mijn festivalbezoek niet, – of niet op deze geweldige wijze – zou hebben plaatsgevonden te bedanken: alle medewerkers van het Letterenfonds, in het bijzonder Maaike en Orli, uitgeverij Van Oorschot, Menno Hartman, de medewerkers van de Nederlandse ambassade in Boedapest, ambassadeur Gajus Scheltema en cultureel attaché (en onmisbare gids ineen) Gábor Zech. Verder Eva Karadi, moderatoren András Fórgách en Anna Gács en alle andere medewerkers van het European First Novel Festival, mijn vertaalster Veronika Máthé , Tom, Jaap en de medewerkers van de Nederlandse Boekenmarkt in café Kelet.
Zie ook:
Schrijven is in Hongarije per definitie politiek en de literaire standaarden zijn hoog: de toon van het gesprek is dan ook heel serieus. Een verademing na de relativerende vrijblijvendheid die soms zo kenmerkend is voor literaire bijeenkomsten in Nederland.