Gerrit Komrij
De klopgeest
Met De klopgeest deed Gerrit Komrij – gelauwerd essayist, romancier en dichter - iets nieuws: hij schreef zijn eerste historische roman. Het verhaal speelt zich af in Amsterdam tijdens het fin de siecle, om precies te zijn in de maanden voorafgaande aan de inhuldiging van de jonge Koningin Wilhemina op dinsdag 6 september 1898. Een uitgelezen moment, omdat de aanstaande troonsbestijging pijnlijk aan het licht bracht hoe versplinterd de Nederlandse samenleving was. De socialisten droomden zelfs hardop van de totale omwenteling.
De held van Komrij’s verhaal heet Hector en is een onvervalste dandy. Hector verdient de kost door zich aan de rijke, goedgelovige burgers van de stad te verhuren als medium, een bemiddelaar tussen deze en gene zijde. Het dansen van de tafel, het geluid van de klopgeest, tak-tak-tak, en de boodschappen van overledenen die Hector, schijnbaar in trance, op een leitje krast zijn door Komrij adembenemend verbeeld. Ironisch, zeker, maar ook weer niet zo ironisch dat de tintelende spanning verzwakt.
Voor zijn seances verlaat Hector zijn duistere kamer in het centrum van de stad en begeeft zich naar Zuid, waar de straten breed en licht zijn, en de rijken hun fonkelnieuwe villa’s laten bouwen. Om die contrasten is het Komrij te doen. De tegenstellingen keren niet alleen weer in de sfeervolle tekening van de stad, maar vooral ook in de karakters van Hector en zijn boezemvriend George, een fanatieke socialist. Samen vormen ze een onorthodox duo. De een immer onberispelijk, de ander steevast in zijn ‘oude plunje’. De een ethisch bevlogen, de ander een estheet pur sang: ‘Principes zijn zo ondramatisch,’ verzucht Hector. ‘Ze ontroeren je nooit.’
Paradoxaal genoeg is Hectors vriendschap voor George juist dankzij hun innerlijke tegengesteldheid oprecht en diep geworteld. Het idealisme van zijn vriend spreekt hem aan, en op zijn beurt probeert hij George te overtuigen dat zijn kwaliteiten als medium niet louter ‘spiritistische humbug’ zijn. De onmogelijke lotsverbondenheid tussen de vrienden en de niet aflatende spanning tussen echt en onecht, zijn en niet-zijn, tussen onthulling en verhulling, dragen de roman.
Ook in de stijl zit De klopgeest vol tegenstrijdigheden en dubbele bodems. Komrij citeert er (met èn zonder aanhalingstekens) lustig op los, en haalt ook op die manier de negentiende eeuw zijn boek binnen. Je zou denken dat die volte van stijlen, verhalen in verhalen, allusies en omkeringen een ontwarbaar boek zou moeten opleveren. Maar niets is minder waar. Komrij schrijft klare taal. In zijn roman maakt hij het onwerkelijke realistisch de negentiende-eeuwse realiteit fris, spannend en geheimzinnig. De klopgeest klinkt als een klok.