Oscar van den Boogaard
Magic man
‘Aan het begin van de zomer van mijn tweeëndertigste levensjaar keerde ik dwars door de bergen, tunnel in, tunnel uit, over bruggen terug naar huis. Ik volgde mijn instinct.’ Zo begint Magic man, de achtste roman van Oscar van den Boogaard, een van de meest intrigerende schrijvers van zijn generatie.
De openingszin bevat meer dan je op het eerste gezicht wellicht zou zeggen: er wordt in aangekondigd dat Bruno Oblanski, ook de hoofdpersoon uit van den Boogaards roman Bruno’s optimisme, na jaren afwezigheid terugkeert naar het Zwitserse hotel in de Alpen, waar hij zijn jeugd heeft doorgebracht. Bij thuiskomst treft de verloren zoon zijn familie in een ontredderde situatie. Zijn broer is gescheiden, zijn vader op drift, zijn moeder dement.
De terugkeer van Bruno heeft ook een tragische achtergrond: zijn vriend en geliefde Max heeft zelfmoord gepleegd. Opmerkelijk genoeg – want Bruno heeft met duizenden mannen de liefde bedreven, denk aan het ‘tunnel in, tunnel uit’ in de openingszin – raakt hij daarna verliefd op een betoverende vrouw, die hij volgt naar Brazilië. Daar, in Rio doet hij een verrassende ontdekking, die hier natuurlijk niet kan worden onthuld.
Niet het verhaal op zich, maar de wijze waarop Van den Boogaard Bruno’s verhaal vertelt, vormt de grootste aantrekkingskracht van Magic man. Ook Van den Boogaard ‘volgt zijn instinct’ en vertelt vrolijk, associatief en in verschillende stijlen wat Bruno doet, wil en fantaseert. Daarbij zweeft hij nogal eens hoog door de lucht als de man op het omslag van de roman, en wordt hij gedreven door hetzelfde ‘oceanisch verlangen’. Heel concreet is dat misschien niet, maar voor wie durft los te laten en net zo te zweven, bevat deze roman veel moois.