Guido Snel
De dichter en de dief
Vol vaart, overtuiging en humor
Met zijn tweede roman, De dichter en de dief toont Guido Snel zich een uiterst inventief schrijver door twee verhalen te vervlechten die zich met een tijdsverschil van zo’n drie eeuwen afspelen in Amsterdam.
De episoden in het heden gaan over een twintiger die min of meer per ongeluk een portemonnee rolt van een toerist - een gebeurtenis die hem tot een diepgaand onderzoek naar zijn verleden en de verhouding tot zijn ouders noopt. Deze hoofdstukken worden afgewisseld met episoden die zich afspelen aan het eind van de zeventiende eeuw, waarin de hoofdrol is toebedeeld aan een Portugese vluchteling van joodse komaf die zijn literaire carrière opgeeft om het zakelijke imperium van zijn vader over te nemen.
Waar deze Joseph Pensa de la Vega de literatuur min of meer vaarwel zegt, lijkt zijn twintigste-eeuwse tegenhanger een tegengestelde ontwikkeling te volgen. In eerste instantie voorbestemd tot een zakelijke carrière, neemt deze juist afstand van de handel en zou weleens een literaire loopbaan kunnen gaan volgen. Het zijn twee intrigerende geschiedenissen die elkaar terloops spiegelen, becommentariëren en al met al een raadselachtige samenhang vertonen. Niet alleen de constructie en de verbeeldingskracht van beide vertellingen dwingen respect af, maar ook de virtuoze hantering van de taal. Vol vaart, overtuiging en humor verwisselt Snel schijnbaar moeiteloos verschillende registers.