Martijn Knol
Alles kan kapot
Schitterend, sprankelend taalgebruik
Alles kan kapot speelt zich af in Arnhem, Duitsland, Wenen, Lesbos en New York en bestrijkt de lotgevallen van drie generaties familieleden. Als lezer reis je met de personages vanuit het heden steeds verder terug achterwaarts in de tijd en ben je er getuige van hoe zij door hun ervaringen zijn gevormd. Het boek eindigt in 1945 met het voornemen van de grootvader Ambrosius om helemaal opnieuw te beginnen. Hij besluit te zwijgen over het geweld dat hij tijdens de oorlog als fabrieksarbeider in Zuid-Duitsland heeft gezien en ondervonden. Als lezer weet je inmiddels dat deze zelfde man zijn dochter Merel, die nog moet worden geboren, later zal beschadigen en zal veroordelen tot een eenzaam zwijgen. En dáárvoor, aan het begin van het verhaal, dat opent in 2011, hebben we kunnen lezen hoe Merels ervaringen haar kinderen hebben beïnvloed: de gevoelige Jonathan, die zich geen raad weet met zijn moeders pijn, en de stoere Serafijn, die in het scheppen van kunst een vorm vindt om zich te uiten.
Serafijn is één van de belangrijkste personages in het boek. Haar grote liefde is de sensuele Kat, die in gewelddadige opwellingen niet alleen Serafijn fysiek te lijf gaat, maar ook haar kunstwerken vernielt. Serafijn laat zich hierdoor niet uit het veld slaan; zij weet uit alle brokstukken steeds iets nieuws te creëren. Deze kunstwerken bieden stof tot prachtige en soms humoristische bespiegelingen over kunst; zo laat de auteur allerlei geborneerde kunstcritici aan het woord die Serafijn intenties toeschrijven, die zij zelf nooit heeft gehad.
De auteur zelf verstaat als geen ander de kunst van het kijken. Zijn ongebreidelde nieuwsgierigheid en observatievermogen staan borg voor een beeldende en zintuiglijke manier van vertellen. Zo weet hij de val van een ladder, die in werkelijkheid hooguit enkele seconden in beslag neemt, uit te spinnen tot een bloedstollend spannende passage die de lezer pagina’s lang in de ban houdt, en die uitmondt in een onwaarschijnlijke, maar volledig geloofwaardige dramatische ontknoping.
Een schrijver kan het meest onwaarschijnlijke, zelfs het onmogelijke mogelijk maken, zo illustreert Martijn Knol in passages waarin een personage uit de dood terugkeert en opnieuw een plaats in het verhaal opeist. Met dit soort ingrepen ontregelt hij de lezer, die zich erbij moet neerleggen dat niet alles met het verstand te duiden is, maar zich tegelijkertijd realiseert waarom literatuur zoveel boeiender is dan de werkelijke wereld: omdat alles kan.
Alles kan kapot bevat briljante passages die horen tot het beste dat onze literatuur in tijden heeft voortgebracht. In de roman laat taalvirtuoos Knol zien wat literatuur vermag: hij trekt alle mogelijke registers open en speelt op gedurfde wijze met taal en stijlvormen. Dit spel gaat niet ten koste van de leesbaarheid, dankzij het schitterende, sprankelende taalgebruik en de compassie met zijn personages: mensen van vlees en bloed die elkaar op verontrustende wijze schade toebrengen, maar ook liefhebben.