Jan van Mersbergen
Naar de overkant van de nacht
Wat carnavel werkelijk inhoudt
Van Mersbergens werk stelt steevast personages centraal die dikwijls beschikken over een bijzonder ontwikkeld gevoelsleven maar toch nauwelijks in staat zijn dat concreet te verwoorden, laat staan dat ze iets aan hun situatie kunnen veranderen. Dat maakt deze figuren tot karakteristieke eenlingen, tot zwijgzame zwoegers die een robuust mededogen weten op te roepen, iedere roman weer. Met Naar de overkant van de nacht laat Van Mersbergen zien dat hij deze kunst inmiddels tot in perfectie beheerst.
In Naar de overkant van de nacht ontbloot Van Mersbergen de ziel van Vastelaovond, zoals de Limburgers het feest noemen dat voorafgaat aan de vastentijd voor Pasen.
Ralf heeft zich laten overhalen door zijn oom om Vastelaovond te vieren in Venlo. Nadat hij afscheid heeft genomen van vrouw en kinderen, begeeft hij zich, verkleed als veerman, in het feestgedruis. Zijn oom raakt hij spoedig kwijt in het gewoel van orkestjes en dronken carnavalsvierders. Ralf zelf blijft evenmin nuchter.
In een roes van alcohol doet hij verslag van vele ontmoetingen, waaronder die met een groepje als Mexicanen uitgedoste feestgangers, een zonnebloem genaamd Sunny en iemand die als pater is verkleed. Die laatste zegt hem dat alleen tijdens Vastelaovond de mensen eindelijk zichzelf zijn. Terwijl Ralf zich fysiek steeds verder afmat, raakt hij, ongeremd door de drank bij de kern van zijn bestaan waarin het verlangen een goede vader te zijn voorop staat. Wat hij echt wil? Voor zijn kinderen zorgen, hun ‘liefde, warmte en appelsap’ geven.
Van Mersbergen cirkelt geraffineerd om die kern heen. Maar hoe meer Ralf drinkt hoe, hoe sterker en schrijnender zijn verhaal wordt: dat die kinderen niet van hem zijn, dat de jongste twee doofblind zijn en dat hij ’s nachts voor hen zorgt omdat hun moeder niet meer kan en zo meer.
In deze diep ontroerende geschiedenis over gewone mensen is carnaval vieren de bodem zoeken en gelouterd weer bovenkomen.