Marente de Moor
De Nederlandse maagd
Onzekerheid en spanning voorafgaand aan WOII
In de zomer van 1936 stuurt de Nederlandse arts Jacq zijn achttienjarige dochter Janna naar zijn Duitse jeugdvriend Egon von Bötticher. Hij is de adellijke maître die haar verder in de schermkunst bekwaamt. Hij slijt zijn dagen op een landgoed, waar hij voor studenten de verboden Mensur organiseert - een rite waarbij de schermers elkaar als teken van moed zichtbare verwondingen toebrengen. Egon is een geheimzinnige figuur, aantrekkelijk en onweerstaanbaar als Heathcliff, voor wie Janna onvermijdelijk valt.
Toch is De Nederlandse maagd veel meer dan alleen een liefdesverhaal en het verlies van onschuld. Voor Janna opent zich een nieuwe, onbekende wereld, vol raadsels over de precieze aard van de relatie tussen haar vader en Egon. Hun ontmoeting gaat terug tot de Eerste Wereldoorlog, een tijd die definitief voorbij is met de komst van de nazi’s. Voor Janna is haar inwijding in de volwassen wereld een tegenstrijdige, verwarrende ervaring. De erecodes van de adel over moed en heldendom zijn futiel gebleken, terwijl met de nazi’s een tijd van barbarij aanbreekt. De Moor wekt in de belevenissen van Janna vooral de suggestie van een onzeker tijdperk tot waarin een grote omslag van de geschiedenis haar beslag krijgt. Het ongewisse en de spanning voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog wordt door De Moor levendig verbeeld. Of zoals Janna overdenkt aan het eind, als ze terugkeert naar Nederland: ‘Ik kon niet meer terug naar vroeger. Dit was een enkele reis geweest.’