Anton Valens
Vis
Een prachtig verhaal over inwijding
Anton Valens voert in zijn werk personages op die zich een onbekende wereld eigen proberen te maken. In zijn veelgeprezen debuut Meesters in de hygiëne (2004) is het een student van de kunstacademie die als bijbaan schoonmaakt bij vereenzaamde ouderen en wordt meegesleept door hun levensgeschiedenissen. In de novelle Vis gaat om een werkeloze kunstenaar die aanmonstert op een vissersschuit, die met sleepnetten de bodem van de Waddenzee bejaagt op schol, schar en tong.
Van zijn romantische voorstelling van het vissersbestaan komt de verteller al snel terug. Het leven aan boord is hard. Tussen het uitgooien en het inhalen van de netten zit maar enkele uren om te slapen en te eten. Het werk zelf is smerig en wreed. De vissen worden levend gestript, met een mes van hun ingewanden ontdaan. Daarbij is de sfeer tussen bemanningsleden uiterst gespannen. Vooral tussen Addie en Fred, met wie de verteller is bevriend en aan wie hij dit baantje dankt, botert het niet. Aangezien de verteller weigert partij te kiezen, verspeelt hij de kans Fred beter te leren kennen. Hij blijft een buitenstaander. Dit wordt verergerd wanneer de kapitein een hoge boete krijgt voor het strippen van ondermaatse vissen, en hij degene is die daarvan wordt bechuldigd.
Zijn onbestendige positie en kunstenaarschap maken de verteller tot een ideale observator. Zeer indringend zijn de beschrijvingen van de overweldigende natuur. Met een rijk palet schildert Valens de kleurnuances van de zee en de luchten, die uiteenlopen van grijs en groen naar blauw, doorschoten met de gouden en zilveren schijnsels van de zon en de maan. Dit in contrast met het inferno van het ruim en de keuken waar het heet en smerig is en het stampende lawaai van de motoren overheerst. Tegen dit decor krijgt het verhaal een dreigende sfeer, wat wordt versterkt door de verwijzingen naar het bijbelse verhaal over Jonas en Herman Melville’s Moby Dick. Uiteraard is de jacht op platvissen niet te vergelijken met die op de witte potvis. Net zomin lijkt de kapitein van de DH731 op de wraakzuchtige Ahab. Maar net als Melville roept Valens een beklemmende sfeer op en stuurt hij zijn novelle naar een noodlottige einde.