Marie Kessels
Ruw
Het verborgene zichtbaar maken
Marie Kessels schrijft boeken die zich in de geest van de hoofdpersoon afspelen. Vaak is dat een wispelturige geest, tot het uiterste bereid haar eigen autonomie te verdedigen. In Kessels’ nieuwe roman is het onderwerp blindheid. Gemma, de hoofdpersoon is na een ongeval op straat gewond geraakt en heeft blijvende schade aan haar gezichtsvermogen: ‘Het gebeurde zo snel dat ik er nauwelijks een herinnering aan heb. Een verschrikkelijk ogenblik, nog voor de klap, daarna een oorverdovend geluid als van een explosie, een knal, waarin mijn pijn (die er toch geweest moest zijn) verloren ging.’
De roman beschrijft in korte, indringende hoofdstukken de manier waarop ze opnieuw vorm probeert te geven aan haar bestaan. Ze staat buiten de wereld waarin ze wel voor anderen zichtbaar is en die ze in kaart probeert te brengen door nachtelijke wandelingen door de buurt waarbij ze elke stoeptegel en regenpijp registreert. Op die manier wordt voor haar een nieuwe stad ontsloten, een ‘nieuw nachtelijk universum’. Maar ze probeert het niet alleen via haar eigen tastzin, ze laat zich boeken voorlezen en leert braille. Zo leest ze De stad der blinden van Saramago, The Light That Failed van Kipling en Touching The Rock van John Hull. Ook raakt ze gefascineerd door de figuur van de oude blueszanger Blind Willie McTell.
Kessels is altijd een sensitief en zintuigelijk schrijver geweest, en ze haalt alles uit de kast om de lezer onder te dompelen in het effect van de onzichtbaarheid. Hoe het kan ruiken als er regen komt, bijvoorbeeld, of hoe het horen van drukke stadsgeluiden een panoramisch beeld kan opwekken. De toon is nergens larmoyant of klagerig, maar juist opgewekt en de daadkracht komt je bijna tegemoet. Het verhaal zit hem zoals altijd bij Kessels niet in het plot maar in de sprekende details en de originele gedachten die het personage Gemma formuleert. Ruw doet daarmee wat literatuur zou moeten doen: het maakt zichtbaar wat verborgen is.