Rascha Peper
Wie scheep gaat
Indrukwekkend, fantasierijk en ontroerend.
Sinds haar debuut, de verhalenbundel De waterdame, publiceert Rascha Peper in gestaag tempo verhalen, romans en novellen die opvallen door hun beheerste stijl en duidelijke thematiek. Zowel bij critici als bij het grote lezerspubliek is haar reputatie dan ook groeiende. Met Wie scheep gaat, een brede roman waarin verschillende levensverhalen elkaar kruisen, bewijst ze definitief haar vakvrouwschap.
In deze roman staat het raadsel van een verdwijning centraal. In New York en Den Haag wordt gerouwd om dezelfde persoon die ergens op de bodem van de oceaan ligt in een scheepswrak. In Manhattan loopt haar voormalig minnaar Gerard rond ‘als een dode, maar een dode van een andere categorie, een levende dode’. In de Haagse bloemenbuurt identificeert de vijftienjarige Emma zich met haar verdwenen tante. Liefdevol zoomt de schrijfster beurtelings in op de behoedzame, beschadigde wetenschapper en de femme fatale in de dop. Levendig en voorstelbaar worden hun leefwerelden geschetst, inclusief hun geliefden en kwelgeesten. Peper’s benadering is invoelend, psychologisch-realistisch en meedogend, af en toe mild spottend. In een aantal zijdelingse karakterschetsen, waaronder die van een heer in krijtstreeppak die gekweld wordt door een verlangen naar damesslipjes, toont Peper haar subtiele gevoel voor humor. De kracht van haar schrijverschap schuilt in de scherpheid van haar observaties en de precisie van haar stijl: soms is het alsof je de verfilming van het verhaal al voor ogen ziet. Vijfhonderd pagina’s lang houdt ze de spanning erin: wat is er echt gebeurd daar op die bodem van de oceaan? Tegelijkertijd plaatst ze de eeuwig dobberende mens in een weemoedig licht dat de lezer nog lang bij blijft.