A.F.Th. van der Heijden
De Movo Tapes
Vol verbaal vuurwerk
Na de voltooiing van De tandeloze tijd, de schitterende zevendelige romancyclus over Amsterdam in de jaren zeventig en tachtig, heeft A.F.Th. van der Heijden zich opnieuw gezet aan een fascinerend en megalomaan project. Met De Movo Tapes deed hij, na zeven jaar te hebben gezwegen, het ‘nulde’ deel het licht zien van de romancyclus Homo duplex (‘de gespleten mens’) die zich, blijkens een lijstje titels voorin het boek, over negen delen zal gaan uitstrekken.
Hoewel een reeks vuistdikke boeken waarin alles organisch samenhangt Van der Heijden bij uitstek typeert, is zijn nieuwe cyclus van geheel andere aard dan de vorige. Homo duplex kijkt niet terug op een recent verleden, maar speelt zich af in een nabije, gedroomde toekomst. Bovendien blijft Van der Heijden ditmaal niet al te dicht bij zijn eigen biografie, maar heeft hij zijn romanheld onmiskenbare mythische trekjes gegeven. In Homo duplex zal A.F.Th. – die voor deze cyclus aan zijn voorletters genoeg heeft – de mythe van Oedipus herscheppen in de moderne tijd. Niet door Sophocles’ tragedie stap voor stap te volgen, maar door de elementen van de mythe te gebruiken voor een nieuw, fonkelend verhaal.
Tibbolt Satink heet de moderne Oedipus van A.F.Th., en hij wordt geboren nadat zijn moeder een bizar auto-ongeluk krijgt op een autoloze zondag. ‘Baby in blik’, heet het betreffende hoofdstuk. Tibbolt, alras overtuigd van zijn eigen bijzondere aard, streeft in De Movo Tapes een gedaanteverwisseling na. Hij is overtuigd geraakt van de mogelijkheid een ander met zijn dood op te zadelen, maar daarvoor moet hij wel eerst zelf een ander worden: Movo, een afkorting van ‘Moeilijke Voeten’.
Het verhaal van Tibbolt/Movo wordt verteld in twee om elkaar heen slingerende verhaallijnen. In de ene lijn komt een figuur aan het woord, in wie de god Apollo valt te herkennen. Hij tekent ook voor de eerste zin van de roman: ‘Ik kan me niet eens fatsoenlijk aan u voorstellen, want ik heb mijn naam verpatst.’ Deze figuur, die zich later zal tooien met de codenaam QX-Q-8, vertelt hoe hij na de dood van Movo een doos vol cassettebandjes heeft weten op te sporen in de kelderarchieven van een Amsterdamse uitgeverij. QX-Q-8 laat de door vocht en vuil aangetaste bandjes in een laboratorium restaureren, en beluistert Movo’s gesproken aantekeningen voor het boek over zijn verbluffende gedaanteverwisseling: Een carrière als ander.
In de andere verhaallijn komt Tibbolt Satink zelf aan het woord in rauwe, scherp van de tong gesneden monologen. Die monologen spreekt hij in op een dictafoon, gezeten achter het stuur van zijn Festina Lente VA25. Opgejaagd door de hoge snelheid van de auto op de snelweg filosofeert hij er lucide op los over de tijd, de staat van de planeet, het organiseren van een ‘Wereldstaking’, en zijn eigen leven. Opvallend is dat Tibbolt op de bandjes een constante innerlijke discussie voert met Movo, zijn ‘betere ik’. De tirades doen zowel denken aan Céline’s
Reis naar het einde van de nacht (compleet met de drie puntjes…), als aan de fameuze stream of consciousness in Ulysses van James Joyce. Satink zelf is zich van dat verband bewust. Hij spreekt van een ‘scream of consciousness’. Het is deze schreeuw die A.F.Th. in De Movo Tapes met ongelofelijke verbeeldingskracht en veel stilistisch geweld laat klinken, in een explosie van taal, die je doet duizelen en in gespannen afwachting achterlaat wat de cyclus nog allemaal te bieden zal hebben