Steden
Een verzameling filosofische reisverhalen
Steden is een essaybundel van de Vlaamse schrijver en dichter Stefan Hertmans. Eenvoudig, maar krachtig. De titel verraadt in het geheel niet wat een intellectuele kracht er schuilt in deze ‘verhalen onderweg’ naar plaatsen als Dresden, Wenen en Triëst. Het eenvoudige van de titel weerspiegelt geen onvermogen, maar de onwil van de schrijver te vallen voor de verlokkingen van kitscherige tafereeltjes of mooischrijverij - Hertmans is geen zwijmelend melancholicus of veredeld reisgidsenschrijver. Integendeel, hij gaat driftig op zoek naar de betekenis van het gezicht dat de stad hem toont.
Hertmans probeert die betekenis nogal eens te ontsluieren met behulp van zijn kennis van de wereldliteratuur. Altijd is hij zich, lopend over vreemde pleinen en straten, bewust zijn stappen te zetten in de voetsporen van anderen. In Wenen komt hij Kafka tegen, in Triëst Svevo, Joyce en Winckelmann en in het heropgebouwde centrum van Dresden ontmoet hij de held van Harry Mulisch’ roman Het stenen bruidsbed.
Storend zijn deze imaginaire ontmoetingen geenzins. Toeristisch snobisme is Hertmans vreemd. Het is voor hem simpelweg een gegeven dat de literaire geschiedenis van de stad op zijn netvlies schemert. In feite maakt hij, inmiddels zelf een schrijver van een stevig oeuvre, een Grand Tour zoals dat voor jongelingen vanaf de late Renaissance gebruikelijk was.
Gelukkig concludeert Hertmans, bij alle culturele beschouwing en belezenheid, dat zijn steden vooral worden gevormd door het leven dat hun stedelingen leiden. ‘Er blijft aan het concept van de stad een diepe humanitaire betekenis kleven, die nooit uit het oog mag worden verloren,’ vindt hij. ‘De stad is het territorium van de menselijke communicatie in zijn meest geavanceerde vorm.’
Zo ontstaat een mooie balans tussen intellectueel besef en persoonlijke impressie. Hertmans treurt om zijn eenzaamheid in de verre steden, of raakt door de aanwezigheid van een vrouw juist verliefd. Op zo’n moment krijgt het lichaam van de stad het lichaam van de geliefde. Bovendien heeft Hertmans oog en oor voor detail: hij heeft zijn favoriete koffiebarretje vlak naast de Piazza dell’ Unita d’Italia in Triëst - ‘ik voel me als een kat die een perfect uitkijkplaatsje heeft gevonden’ - en hoort zelfs in zijn dromen nog de harde klik van de tram in Amsterdam, die klonk als hij van de onderste trede stapte.
De ‘verhalen onderweg’ van de schrijver eindigen in zijn eigen stad: Gent. Maar Hertmans zou Hertmans niet zijn, als hij zelfs daar niet op een bijzondere blik rondkeek. ‘Thuis is de plek waar de wereld onzichtbaar wordt,’ schrijft hij. Pas als hij oude foto’s van Gent bestudeert, ontdekt hij waar hij zich jaren op heeft blindgestaard. Steden smelten samen en spiegelen zich in elkaar in het hoofd van Stefan Hertmans, naarmate het einde van zijn reizen en zijn boek in zicht komt. Het is zijn kracht dat hij desondanks een open oog blijft houden, zodat hij verrast kan constateren: ‘Reizen is vaak achteraf iets vinden wat je niet had gezocht.’