Fouad Laroui
Zichzelf zijn of een rol spelen
19 May 2010
Het dilemma van de migrantschrijver
“Weet u wat er gebeurt wanneer er niets gebeurt? Dan ontstaan er hele literaturen…” (André Gide heeft ooit zoiets gezegd). Dit zou voor een purist wel eens de ware definitie van literatuur kunnen zijn, en dus van de schrijver. In een onbeweeglijke wereld, “waar niets gebeurt”, put hij (zij) uit zijn verbeelding, uit zijn vruchtbare brein, intriges, personages, hele werelden.
Bij de surrealisten ging het erom dat je voortdurend in een weinig opwindende dagelijkse werkelijkheid “op de loer” bleef liggen. En het was nou juist de kunst van de schrijver, zijn genie, dat hij daarin datgene zag wat anderen niet zagen. In Nadja licht André Breton deze houding nader toe: “Het is mijn bedoeling om het alleen over die episodes van mijn leven te hebben (…) waarbij ik in een als het ware verboden wereld binnentreed, een wereld van plotselinge verbanden, verbijsterende toevalligheden, reflexen.”
Die “als het ware verboden” wereld is die van het dieper gelegen ik, waarin “de verbanden” en “de toevalligheden” slechts betekenis hebben voor één enkele persoon: degene die zich herinnert, die vertelt, die zijn verbeelding laat werken. En het is het wonder van de literatuur dat wij kunnen verstaan en begrijpen wat er dan tegen ons wordt gezegd. Of eigenlijk is het geen wonder: het is nou juist door het “ambacht” van de schrijver dat deze overbrenging tot stand komt. Dat de lezer de sonate van Vinteuil meent te horen, dat hij meent dat hij zelf het stukje in de thee gedoopte madeleine meent te proeven, komt doordat er niets gebeurt en doordat er een geniale schrijver, Proust, is die een kroniek van kleine details bijhoudt. Kleine, veelbetekenende details.
Eigenlijk gebeurt er niet veel wanneer Mrs. Dalloway besluit boodschappen te gaan doen in een voorjaarsachtig Londen, met het oog op de soirée die ze die dag gaat geven. We worden meegesleept door haar gedachtestroom. Zij maakt zelf niets mee, ze had die ochtend net zo goed niet uit kunnen gaan. En dat is precies wat Xavier De Maistre deed toen hij “Reis door mijn kamer” schreef, zonder naar buiten te gaan. En ook Naguib Mahfouz laat het er niet bij zitten, als het erom gaat zo min mogelijk te bewegen… En als je nu per se toch je kamer uit wilt, dan hoef je alleen maar wat op straat rond te gaan wandelen, waar er zo op het eerste gezicht helemaal niets gebeurt. In De Boer van Parijs van Louis Aragon spelen de straten en vooral de “passages” een belangrijke rol. Als essayist zag Walter Benjamin in die Parijse passages het symbool van een nieuwe esthetiek, maar schrijvers zoeken daar naar iets anders: de mogelijkheid om iets uit (bijna) niets te creëren. Een alchemistendroom. Een schrijversdroom.
Maar literatuur bestaat natuurlijk niet alleen maar uit introspectie. Je kunt moeilijk beweren dat er helemaal niets gebeurt in Germinal, in Oorlog en Vrede of in Honger. Maar in die gevallen, net zoals bij Mahfouz, gaat de observator, dat wil zeggen Zola, Tolstoi of Hamsun, een onbeweeglijk parcours (om de mooie titel van de Memoires van Edmond Amram El Maleh te gebruiken); een observator die zich niet beperkt tot het exploreren van zijn diepere ik, maar die het ook tegen de buitenwereld gaat opnemen, zonder echter zelf van zijn plaats te komen. Vooral Zola trekt heel bedreven aan de touwtjes van zijn ledenpoppen, zonder dat zijn lorgnet ook maar een millimeter van zijn plaats komt. Pas een buitenliterair evenement, de Dreyfus-affaire, maakt dat hij in beweging komt, dat hij een schrijver in beweging wordt, een migrantschrijver. Maar die elf maanden gedwongen ballingschap in Londen (1898-1899) brengen alleen het merkwaardige Vruchtbaarheid voort, een van Zola’s “profetische” romans, waarin hij “en vrac” de contraceptie en Malthus veroordeelt, en een pleidooi houdt voor het herbevolken van Frankrijk. Geen woord over de situatie van de emigrant… Alsof Zola, de zoon van een Italiaanse immigrant, alleen maar oog had voor zijn geboorteland, Frankrijk.
Ook Jane Austen had alleen oog voor het graafschap waar zij geboren werd, Hampshire. Er is vaak opgemerkt dat in haar werk de napoleontische oorlogen bijna niet voorkomen (terwijl er toen toch echt iets gebeurde, Hegel zag er zelfs de Geest in beweging in…). In haar romans gaat het vooral over het huwelijk, zoals in de meeste Egyptische en Mexicaanse feuilletons van tegenwoordig. Je kunt er een kritiek in lezen op de afhankelijkheid van de vrouwen in haar tijd ten opzichte van die heilige instelling (zij is zelf nooit getrouwd), je kunt er een satire in lezen op de sentimentele romans van die tijd. Maar inderdaad: er gebeurt “niets” bij Jane Austen, terwijl ze toch deel uitmaakt van de wereldliteratuur.
2. Er gebeurt iets.
De eerste wereldoorlog heeft in Frankrijk een stortvloed aan literaire werken en schrijvers teweeggebracht, wat het aforisme waarmee dit artikel begint schijnt te weerspreken. Als er wel iets gebeurt, dan kunnen daar ook hele literaturen uit voortkomen… Maar hoe waardevol zijn die? In 1914 werd de schrijvers gevraagd om op hun manier mee te vechten, dat wil zeggen de openbare mening te beïnvloeden (anderen zouden zeggen: “mee te doen aan de hersenspoeling…”). Onder de bestsellers van die tijd vind je totaal in vergetelheid geraakte titels zoals Histoire de Gotton Conixloo van Camille Mayran, bekroond door de Académie Française; La guerre, Madame van Paul Géraldy; Gaspard van René Benjamin, die daarvoor de Prix Goncourt kreeg, etc. (het is een hele waslijst!). De enige die aan de vergetelheid ontsnapt zijn: Het Vuur van Henri Barbusse, De Houten Kruizen van Roland Dorgelès en Martelarenlevens van Georges Duhamel (waaraan je ook Beschaving kunt toevoegen). Waarom? Deels vanwege hun documentaire waarde (ze hadden zelf meegemaakt wat ze vertelden), deels vanwege hun talent: een onontbeerlijke combinatie. We komen hier straks op terug.
Er gebeurt iets. De verschrikkingen van de tweede wereldoorlog hebben meesterwerken voortgebracht zoals Als dit een mens is, van Primo Levi, De menselijke soort van Robert Antelme en Onbepaald door het lot van Imre Kertécz (al zei diezelfde Kertécz: “Ik schrijf geen Holocaustliteratuur, ik schrijf romans!”).
Er gebeurt iets. Was Solzjenitsyn voorbestemd om schrijver te worden, en de Nobelprijs te krijgen? Niets is minder zeker. In werkelijkheid stond deze briljante student een wetenschappelijke carrière voor ogen. Een onhandig geformuleerde brief van hem werd onderschept, en hij belandde in de Goelag. Een verschrikkelijke ervaring, waaruit eerst Een Dag uit het Leven van Ivan Denissovitch voortkwam, en vervolgens de rest van zijn werk. In zijn autobiografie, De Eik en het Kalf, vertelt Solzjenitsyn hoe hard en geduldig en met wat voor zelfopoffering hij had moeten zwoegen om te leren schrijven. Daar kun je uit afleiden dat hij onder andere omstandigheden ingenieur zou zijn gebleven… Men zou nooit van hem hebben gehoord.
In zekere zin hebben we bij “migrantschrijvers” met hetzelfde te maken. Er is duidelijk iets gebeurd. Maar wat? Dat is waar de problemen en misverstanden beginnen.
In 1992 is er in Algerije iets gebeurd: mislukte verkiezingen, burgeroorlog, aanslagen, moordpartijen… Dat soort “gebeurtenissen” kunnen tot revelaties leiden. In dit geval was het de revelatie van een aantal echte schrijftalenten zoals Boualem Sansal, Maïssa Bey, Anouar Benmalek en enkele anderen (we kunnen ze niet allemaal opsommen). Het heeft helaas ook een aantal teksten van geen belang opgeleverd. Elke Parijse uitgever wilde er eentje hebben, van die tot ballingschap gedwongen migrantschrijvers (al heeft Sansal bijvoorbeeld Algiers nooit verlaten). Journalisten, artsen en ingenieurs zijn begonnen te “schrijven”. Ze hebben niet allemaal de nederigheid gehad zich eerst, zoals Solzjenitsyn, het handwerk eigen te maken. Je had toch rewriters (het woord alleen al) om hun verhaal in het net op te schrijven?
Als je dit mechanisme op Europese schaal toepast, krijg je de hedendaagse situatie. In de jaren ’80 hebben we Afghaanse en Iraanse vluchtelingen zien aankomen, Iraakse dichters (een van hen zei ooit tegen me: “Alle Irakezen zijn dichters”), Somaliërs die de teloorgang van hun land ontvluchtten, vluchtelingen uit ex-Joegoslavië die meer dan genoeg hadden van de verschrikkingen van de Balkanoorlog. En dan waren er de “tweede generatie” Marokkanen, Turken, Antillianen. In Frankrijk ontstond de “beur”-literatuur. In Groot-Brittannië begonnen de kinderen van Indiërs en Pakistanen de ene na de andere literaire prijs binnen te halen.
3. Structuurverandering
Zelfs bij een oppervlakkige bestudering van bijvoorbeeld de situatie in Nederland, kunnen we de volgende opmerkingen maken. “Migrantenliteratuur”, dat waren in het begin slechts een paar losse, hier en daar - soms in eigen beheer - door activistische of idealistische uitgevers gepubliceerde, werken (Hassan Belghazi in 1982, Halil Gür in 1984, etc.). Maar het nam pas echt vaste vorm aan toen de champ littéraire (om een uitdrukking van Bourdieu te lenen) zich herstructureerde.
Hier is mijn stelling: de structuur van de champ littéraire, zoals die zich na de oorlog, en in het bijzonder in de jaren zestig had gevormd, had aan het begin van de jaren negentig haar tijd gehad. De fundamentele tegenstelling in de tijd na de oorlog kwam vooral voort uit de confrontatie van pro-Amerikaanse rechts-denkenden en de meest diverse links-denkende groeperingen. In de wereld van uitgevers, tijdschriften en critici werd ten opzichte van deze fundamentele tegenstelling positie gekozen. Later is men meer positie tegenover elkaar gaan kiezen (de champ littéraire verzelfstandigde zich): een door De Groene Amsterdammer bejubeld boek kon niet anders dan verdacht zijn in de ogen van de criticus van Elsevier. Deze tweedeling gold tevens voor allerhande andere kwesties: het feminisme, de religie (een zeer belangrijke factor in Nederland waar zoiets als de in Frankrijk bestaande “laïcité” niet bestond), de seksuele emancipatie, etc.
Maar na de door Solzjenitsyn in de jaren zestig toegebrachte mokerslagen, na de dood van Mao in 1976 en de ideologische koersverandering van Deng, na de val van de Berlijnse Muur, bestond deze fundamentele contradictie niet meer, of in ieder geval in een veel vagere vorm. Dat was het ogenblik waarop de discussie over de multiculturele samenleving begon, op initiatief van Frits Bolkenstein (we zullen het maar niet hebben over de Centrum Democraten van Hans Janmaat, die bij de verkiezingen nooit 1% van de stemmen behaalde); daarna werd hij voortgezet door Pim Fortuyn en de hem steunende kranten; en tenslotte gaf Paul Scheffers geruchtmakende artikel van januari 2000 (Het multiculturele drama) vanuit de linkse hoek een legitimatie aan de vraag: wat te doen met de multiculturele samenleving?
De fundamentele tegenstelling in de maatschappij (of liever in de discussies over de maatschappij) had een ander karakter gekregen, en de champ littéraire zou weldra volgen. Het was slechts een kwestie van tijd.
De werkelijke voorlopers (Eric Visser, oprichter van uitgeverij De Geus, en Oscar van Gelderen, oprichter van Vassallucci) hadden, lang voor het artikel van Scheffer, al in de gaten wat er aan het gebeuren was. Je moet Oscar van Gelderen zeker nageven dat hij degene is geweest die zich het meest hardnekkig heeft ingezet voor een razendsnelle herstructurering van de champ littéraire. Hij werd daarbij geholpen door een belangrijk onderdeel van die champ, namelijk de schrijfwedstrijden, in het bijzonder die van de culturele vereniging El Hizjra, in 1987 opgericht door de Marokkaan Abderrazak Sbaïti, autodidact en hartstochtelijk lezer, en zijn vrouw Simone Meilof-IJben. De wedstrijd zelf werd in 1992 ingesteld. Het is leerzaam te zien wat er in die jaren gebeurde: El Hizjra deelt prijzen uit, Vassallucci of De Geus publiceert. De dichter Moustafa Stitou (Mijn Vormen, 1994), en de schrijvers Abdelkader Benali, Khalid Boudou, Saïd El Hajji en Rachid Novaire zijn een paar voorbeelden van de effecten die dit heeft gehad. Het begrip “migrantenliteratuur” was geboren, ook al was niet een van deze jonge auteurs strictu sensu een immigrant.
4. Wat gebeurt er?
Al deze auteurs hebben talent. Dat is tenminste – in principe - één voordeel van een selectie door een literaire wedstrijd. Maar nu de champ littéraire eenmaal op deze wijze is gestructureerd, dreigt het talent toch weer op de tweede plaats te komen: net zo als bij de vroegere structuur, toen je óf de Stalin Prijs kreeg óf de Nobel Prijs… Michael Zeeman was dikwijls vriendelijk gedisponeerd tegenover de “migrantenliteratuur”, voor een deel omdat zijn eigen tegenstanders tot het andere kamp behoorden, het kamp waar de multiculturele samenleving als een vergiftigd cadeau werd beschouwd.
Toen gebeurde er iets volstrekt voorspelbaars: de structuur deed zijn invloed gelden. Men trok er zich namelijk bar weinig van aan of die auteurs in staat waren tot schrijven “wanneer er niets gebeurde”. Het “systeem” zei tegen ze dat er iets was gebeurd, namelijk hun eigen leven. Maar let wel! Het ging niet om hun “diepere ik” dat zo dierbaar aan Proust was (het enige dat volgens hem iets waard was), maar juist om hun “organische” of sociale leven, iets dat er voor de schrijver nou juist niet zoveel toe doet. In het conflict tussen Proust en Sainte-Beuve gaf de champ littéraire massaal gelijk aan Sainte-Beuve… Vertel ons over je kindertijd tussen twee culturen, over je vanzelfsprekend onderdrukte moeder (analfabeet, maar in het bezit van een gouden hart), over je allicht tirannieke vader… Weg met de “tussenpozen van het hart” (Proust), het enige wat telt is de reële buitenwereld, die van “de cultuur”. Tegen de Somalische vrouwen zou men zeggen: vertel ons over clitoridectomie. En vertel ons ook eventjes wat je van ons vindt. Tegen de Turken: hoe kun je Turk zijn? Of met andere woorden: wees een migrant. Laat zien.
De Geschiedenis herhaalt zich. Driss Chraïbi schreef in de jaren ’60, in Frankrijk, een boek met de titel Un ami viendra vous voir, waarin hij de consumptiemaatschappij en de macht van de reclame aan de kaak stelde. Bijna tegelijkertijd publiceerde Georges Perec Les Choses, waarin het over hetzelfde onderwerp ging. Perec kreeg de prestigieuze Renaudot Prijs, Chraïbi werd door de kritiek in de grond geboord: er kwam namelijk niet één Maghrebijn voor in zijn roman! Voor de champ littéraire was het daarom een niet in het geheel passend voorwerp. Ongepast, onbegrijpelijk, overbodig: exit!
Als er één probleem is aan te wijzen in de migrantenliteratuur, dan is dàt het wel: de meeste auteurs raken erdoor vervreemd. Het ware leven is elders.
Je mag natuurlijk geen waardeoordeel uitspreken. Maar als je dat wel zou doen, dan zou er uit het voorgaande een heel eenvoudig criterium af te leiden zijn: wie zouden er van al deze auteurs in staat zijn tot schrijven, zelfs als er niets gebeurt? Zelfs als hun persoonlijke (werkelijke of bedachte) geschiedenis, hun “organisch bepaalde” geschiedenis (Breton) van geen enkel belang is? Of, aangenomen dat de situatie van de emigré, de balling, vergelijkbaar zou zijn met de trauma’s van het midden van de twintigste eeuw, wie zouden er, zoals Solzjenitsyn, in staat zijn om te leren schrijven, dat wil zeggen om geduldig, nederig en hardnekkig te zoeken naar de woorden en de zinswendingen die werkelijk datgene zeggen wat gezegd moet worden? Daarvoor zou je de poëtische passages in hun werk moeten opzoeken, als die er al zijn, en als dat werk niet vergaand is herschreven. Maar wie zou er nou ooit belang hebben bij een dergelijk bijna politioneel onderzoek? De literaire wereld zeer zeker niet, noch het ene kamp, noch het andere. Misschien zou je buitengaats (buiten de champ) moeten werken. Dat zou een pas mooi programma zijn voor een daadwerkelijk ondersteuningsbeleid van de migrantenliteratuur, een beleid dat zich niet tevreden zou stellen met het produceren van tweederangs literatuur…
5. Het dilemma
Zonder zo’n programma is de kans groot dat de migrantenliteratuur alleen maar gebaseerd zal zijn op een aantal gemiste afspraken, uitgaande van de hierboven geschetste situaties:
Of “er gebeurt niets” en de migrant is werkelijk in staat een hele literatuur uit zijn pen te doen vloeien, alleen interesseert zo’n genie niemand en zal hij niet worden gepubliceerd. Want die hebben we toch al, die virtuozen van “er gebeurt niets”, ze hebben namen van hier bij ons en hun voorgangers staan uit-en-ter-na beschreven in “onze” literaire handboeken.
Of “er gebeurt iets”, - dat is tenminste wat men tegen hem zegt (hij komt toch uit Darfur of uit een land waar men vrouwen besnijdt?) -, en dan vraagt men hem om over die verschrikkingen te schrijven. Leren schrijven? Daar is geen tijd voor. We leven niet meer in het Rusland van Solzjenitsyn, de productietermijnen zijn kort, publish or perish…
Jezelf zijn en niet te worden gepubliceerd (niet bestaan); of een rol spelen en een ander worden (achter een masker bestaan). Dat is het dilemma van veel migrantschrijvers.
Als er één probleem is aan te wijzen in de migrantenliteratuur, dan is dàt het wel: de meeste auteurs raken erdoor vervreemd. Het ware leven is elders.